
Er is al veel gepubliceerd over “de oude toren” en “de nieuwe kerk” in Balgoy. Met name Wim Verhoeven heeft veel geschreven over de Balgoyse kerkgeschiedenis. Een hoofdstuk “Een stukje kerkgeschiedenis” in het boek 60 jaar Kunst en Vriendschap uit 1979, bladzijde 100 – 125 geeft een mooi overzicht. In 1989 schrijft Wim het boek 75 jaar Kerkkroniek Balgoy. In dat jaar bestond de kerk aan de Boomsestraat, “de nieuwe kerk”, 75 jaar, een goede gelegenheid om terug te blikken naar het verleden. Het boek geeft het verhaal van de Balgoyse kerk in grote lijnen weer. Het is geen algemene kerkgeschiedenis, maar veel meer de geschiedenis van de Balgoyse parochiekerk met gebeurtenissen die er plaatsvonden. Pas geleden stuitte ik in Delpher (www.delpher.nl, een website met ruim 130 miljoen pagina’s uit Nederlandse kranten, boeken en tijdschriften) op een boek uit 1872 over de geschiedenis van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Dat viel samen met genealogisch onderzoek dat ik aan het doen was en nog aan het doen ben naar enkele oude boerderijen in de Veldsestraat, waaronder een woning waarvan verteld werd dat er ooit een schuurkerk in was gevestigd (figuur 1). Genoeg informatie om mijn nieuwsgierigheid op te wekken en een onderzoek te starten naar de vroegste geschiedenis van de katholieken in Balgoy.
Historisch perspectief
De reden dat de Rooms-Katholieke kerk zo groot is geworden, is omdat Keizer Constantijn de Grote rond 300 de kerk zag als een manier om het Romeinse Rijk bij elkaar te houden. De kerk nam de manier waarop het rijk was georganiseerd met provincies en districten bijna letterlijk over en dit bleek een succesvolle formule. Na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk ontstonden er problemen. Keizers van het Karolingische en later ook het Duitse Rijk wilden ook de macht over de kerk en dat leidde vanzelfsprekend tot een strijd tussen paus en keizer. Het Land van Maas en Waal viel tot 1648 onder het Duitse Rijk en de kloosters en kerken die zich hier vestigden, volgden de keizer. Hierdoor werden oorspronkelijk Romaanse kerken in dit gebied uitgebouwd in de Gotiek tot pseudobasilieken, wat de keizerlijke bouwvorm was, zo ook die van bijvoorbeeld Bergharen, Batenburg en Balgoy. Meer hierover is te lezen op de website van het verhaal tussen Maas en Waal: Een landschap vol kerken – Verhaal Tussen Maas en Waal.
De vele kerken en torens die we nu tegenkomen in het Land van Maas en Waal laten zien dat de Rooms-Katholieke kerk veel macht had in deze regio. Dat begon al in de vroege middeleeuwen en dit bleef zo totdat het gebied gedwongen protestants werd tussen 1600-1850. In de tweede helft van de zestiende eeuw begon de Nederlandse opstand tegen de katholieke koning Filips II. De Staten van Gelderland sloten zich bij de opstand aan, verboden de uitoefening van het katholieke geloof en voerden de reformatie door. Katholieken mochten geen openbare ambten meer vervullen en er werden harde maatregelen tegen hen genomen tijdens de Synode van Dordrecht in 1618. Ondanks deze harde opstelling bleef het aantal rooms-katholieken relatief stabiel. Het Land tussen Maas en Waal bleef grotendeels rooms-katholiek, mede door de geïsoleerde ligging en de steun van adellijke families en kloosters uit naburige godsdienstvrije gebieden. Wel kregen de protestanten de bestaande kerken toegewezen en mochten de katholieken geen nieuwe bouwen. Het gebruik van schuilkerken werd gedoogd, maar er moest wel voor betaald worden en er golden strenge regels. Ze moesten zover van de begane wegen staan, dat mensen het gezang niet konden horen en ze moesten rieten daken hebben om op schuren te lijken. Ze werden dan ook wel schuurkerken genoemd. Pas vanaf 1853 konden de katholieken weer nieuwe kerken bouwen en ook de protestanten bouwden toen hun eigen kerken.
Ook de loop van de Maas heeft zeker een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het gebied waar Balgoy en Keent nu liggen. De meanderende rivier heeft eeuwenlang invloed gehad op het landschap en het lot van de dorpen die in de buurt lagen. Het dorp Balgoy is waarschijnlijk ontstaan op een wat hoger gelegen zandgebied ten westen van Nederasselt, waar de rivier gedwongen werd een ruime bocht naar het noordwesten te maken. Balgoy lag toen westelijk van de rivier, op Brabantse grond. Toen de rivier in de 11e eeuw van bedding veranderde en een nieuwe loop aannam, kwam Balgoy aan de noordelijke, Gelderse kant van de Maas te liggen (figuur 2). Deze verandering zal ongetwijfeld hebben geleid tot veranderingen in het gebied en de manier waarop de dorpen met elkaar in verbinding stonden. Het is aannemelijk dat Balgoy en Keent door deze veranderingen meer met elkaar te maken kregen. Zo heeft de Maas niet alleen een grote invloed gehad op de fysieke omgeving, maar ook op de sociale en economische ontwikkeling van het gebied.
Hoe het begon, de Vroonhoeve
De kerken, met name het bisdom Utrecht, maar ook het dekenaat Xanten, behorend tot het aartsbisdom Keulen, spelen in de vroege geschiedenis van Balgoy een belangrijke bestuurlijke rol. We weten dat in de 12e eeuw de buurschappen Balgoy en Keent werden ondergebracht in één kerspel. In Balgoy was al lang daarvoor een kerkje gebouwd (ca. 960) en in Keent een kapel. De bisschoppen van Utrecht verwierven veel grond in het gebied en zij inden de tienden (belastingen) in Balgoy voor het Kapittel van St. Jan. Zij bouwden er ook een grote herenboerderij of vroonhoeve. Horigen deden het werk en het bestuur van Balgoy werd geregeld vanuit deze vroonhoeve, die waarschijnlijk gestaan moet hebben in de Holtsehoek (in de buurt van de boerderijen ’t Hof en/of ’t Hold). Een vroonhof, vroonhoeve of vroenhof was in de middeleeuwen de hoeve, van waaruit de omringende landbouwgronden werden geëxploiteerd volgens het puur economische Hofstelsel, dus voordat er in Balgoy sprake was van een meer feodaal, politiek systeem, de Heerlijkheid. Wanneer die herenboerderij definitief verdween, is nog niet duidelijk. Het kerkje in Balgoy bleek al snel te klein, want al in diezelfde 12de eeuw werd het vergroot. De kanunniken van het Kapittel van St. Jan, die de gronden in bezit kregen en exploiteerden, gaven de kerk de naam St. Jan. Johannes de Doper was hun beschermheilige.

De eerste kerk
Zoals hierboven al beschreven, werd de eerste kerk in Balgoy gebouwd in het jaar 960, zo staat in het Registrum Memorial van de Johannes de Doperkerk (figuur 3). Of die kerk ook op de plek gestaan heeft waar de oude toren nu staat en hoe die kerk er toen uitzag is niet bekend. Voor het jaar 1100 hoorde de parochie Balgoy waarschijnlijk bij het bisdom Utrecht. In de elfde of begin twaalfde eeuw werd door een Heer van Herpen, hoogstwaarschijnlijk machthebber van het gebied waarin de parochie lag, een zaalkerkje van veld- en tufsteen gebouwd. Deze bouwstijl was typisch voor de regio Nederrijn-Maasgebied waarin Balgoy zich bevond. Later in de twaalfde eeuw werden Balgoy en Keent samengevoegd tot één parochie en werd het zaalkerkje in Balgoy omgedoopt tot parochiekerk. In de loop der tijd werd de kerk in Balgoy uitgebreid door het Kapittel van St. Jan, totdat het oorspronkelijke zaalkerkje was getransformeerd tot een pseudo-basiliek. In de veertiende en vijftiende eeuw werd het koor in gotische stijl uitgebouwd met aan de zuidzijde een kapelachtige uitbouw. Tegen de westzijde werd een toren gebouwd. Deze kerk werd gewijd aan Johannes de Doper. De parochie Balgoy en Keent was inmiddels onder het bestuur van Keulen komen te vallen. Dit betekende dat de bisschop van Keulen het kerkelijke gezag had over de parochie. Dit had ook gevolgen voor de manier waarop de kerk bestuurd werd en hoe het kerkelijke leven in Balgoy zich ontwikkelde. In de late vijftiende en vroege zestiende eeuw onderging de kerk van Balgoy een belangrijke transformatie. Het oude, eenbeukige schip werd vervangen door een nieuw schip met zijbeuken, waarin de toren werd opgenomen. De toren zelf werd verhoogd en voorzien van een indrukwekkende naaldspits (figuur 4). Deze ingrijpende vernieuwing resulteerde in een ruimere en statigere kerk.

De schuurkerk
In 1609 werden de parochiekerk van Balgoy en de kapel van Keent, die al geruime tijd zonder priester zaten, aan de katholieke eredienst onttrokken. Voortaan gingen de katholieken van deze dorpen in Ravenstein of Velp naar de kerk, vanaf 1675 konden ze ook in Wijchen terecht waar zich een pastoor gevestigd had. In 1693 kregen ze toestemming in Balgoy een schuurkerk te openen, waarvan ook de katholieken van een deel van Nederasselt (o.a. het Eind en Hoogveld) gebruik maakten. Een schuurkerk was een schuilkerk die was gevestigd in een gebouw dat er van buiten als een schuur uitzag. Rooms-katholieken, remonstranten, lutheranen en doopsgezinden waren voor hun erediensten na de reformatie aangewezen op deze schuilkerken, ze kwamen dan ook in grote delen van Nederland voor. De geloofsgemeenschap mocht ook geen parochie meer heten, maar werd een statie. De statie “Balgoy en Keent” omvatte toen behalve Balgoy en Keent, een deel van Nederasselt en “twee hoeven op de Weggelaar onder Wijchen”. In 1715 werd een nieuwe schuurkerk ingewijd. De schuurkerk werd gebouwd op grond, die de katholieke kasteelvrouw, Everdina geboren gravin van Weede, prinses van Anholt en Vrijvrouwe van Balgoy en Keent, daarvoor ter beschikking stelde. Zij legde op 15 juli 1715 de eerste steen. Verder droeg zij tot de bouw bij door een deel van het oude kasteel te laten afbreken en de stenen ten behoeve van het te bouwen “kerkehuis” te schenken. De gemeente Balgoy en Keent droeg f 700, – bij, de grond kostte f 35. Voor de verder benodigde penningen zorgde Maximilianus Snel, broer van de pastoor Eustachius Snel. Dat de mensen weer samen konden komen in hun eigen (schuur)kerk verbond ze en gaf ze dat saamhorigheidsgevoel dat we nu nog zien. Ik denk dat in die periode ook de basis is gelegd voor een leefgemeenschap groter dan de geografische grenzen van het dorp Balgoy. De statie werd aanvankelijk bediend door reguliere priesters, tot 1707 een karmeliet uit Boxmeer, daarna tot 1731 kapucijnen uit Velp. In 1730 vaardigden de Staten van Gelderland een plakkaat uit tegen regulieren, waarop de schuurkerk korte tijd werd gesloten. Vanaf 1732 waren aan de statie seculiere pastoors verbonden. In 1795, nadat de Bataafse Republiek was uitgeroepen, werd de statie weer omgezet in een parochie en in 1805 kregen de katholieken de oude parochiekerk van Balgoy terug; de schuurkerk werd in 1811 verkocht en gesloopt. De RC Kerk en pastorie zijn in de OAT tabel behorend bij het minuutplan 1811-1832 van Balgoy, Gelderland, sectie A, blad 012 (OAT05015A012) nog wel terug te vinden, maar zijn wel al doorgestreept (figuur 5).

In 1835 werden het schip en koor afgebroken van de kerk, die meer dan twee eeuwen in handen van de protestanten was geweest. Waarschijnlijk mede door achterstallig onderhoud was een verbouwing noodzakelijk. Het oude schip met zijbeuken werd vervangen door een eenvoudiger, eenbeukig schip met een halfronde afsluiting aan de oostzijde. Deze nieuwe kerk was nog steeds gewijd aan Johannes de Doper, maar was beduidend soberder dan de voorganger. De kerk was echter nog niet klaar met veranderingen. In 1852 werd de kerk onder de bezielende leiding van pastoor Reijnen toch weer opnieuw vergroot, ditmaal in waterstaatsstijl.

Op de plek waar de schuurkerk had gestaan is waarschijnlijk al heel snel een nieuwe boerderij gebouwd, want die staat al aangegeven op een topografische kaart uit 1850 (figuur 6). In het bevolkingsregister van 1860-1890 wonen in Wijk A nummer 26 vanaf mei 1887 landbouwer Petrus de Bruijn met zijn echtgenote Franciska van Haren. Dit komt overeen met kadastergegevens uit die tijd. Diezelfde kadastergegevens laten ook zien dat het de woning betreft van figuur 1, waar in die tijd (1950-1985) Petrus Antonius (Piet) van Haren en Anna Maria (Anna) Ariens woonden.
Lijst met pastoors van Balgoy en Keent tot ca. 1850
- 1421: De eerst beschreven pastoor van Balgoy, wiens naam niet genoemd wordt, was ook rector van het beneficie in de kapel van Keent.
- 1457: Udo de Buchulin.
- 1460: Het is onzeker of Henricus Bloemaerts of Bloemaerts, in 1460 rector van de kapel van Keent, ook de parochie Balgoy heeft bediend.
- 1515: Joannes.
- 1549: Antonius Spierinck. Hij aanvaardde de parochie op 23 juni 1549 en deed al snel afstand in 1552.
- 1552: Albertus Wemmari. Hij werd aangesteld op 2 december 1552, maar het is niet bekend hoelang hij tijdens de “Nederlandse beroerten” in Balgoy heeft kunnen blijven.
- 15..: Missionarissen.
- 1609-1672: Pastoors van Ravenstein en vooral van Velp.
- 1672: Pastoor van Wijchen.
- 1693: Florentius Spapen uit Poederle. Florentius van Sint Joanne Baptista, een karmeliet uit het klooster in Boxmeer, was de eerste pastoor na de godsdienstvervolging die van 1693 tot 1706 de parochies Balgoy en Keent bediende, evenals een deel van Nederasselt.
- 1707: Eustachius Snel van Brussel. Hij was een kapucijn uit Velp die beschreef dat bijna de helft van Nederasselt sinds 1693 geestelijk aan de parochie Balgoy was toegevoegd. Er waren destijds in totaal 200 communicanten. Pastoor Snel werd begraven op 30 juli 1728 in de kloosterkerk te Velp.
- 1728: Franciscus Nijpels. Hij was een kapucijn met de kloosternaam Tranquilinus en waarschijnlijk afkomstig uit St. Truiden, die in 1695 als gardiaan van Velp werd gekozen. Door het edict van 19 oktober 1731 tegen de reguliere geestelijken kon de pater de parochie niet blijven besturen en werd zelfs in 1731 de kerk gesloten. Deze dwangmaatregel werd het jaar daaropvolgend wel opgeheven, maar pastoor Nijpels moest vertrekken en vervangen worden door een seculiere priester. Sindsdien is er geen sprake meer van reguliere pastoors in Balgoy, behalve in 1808.
- 1732: Marc. Joan. Rutten uit Maashees. Hij overleed op 21 januari 1745.
- 1745: Gosuinus van Linden uit Lith. In 1748 werd hij pastoor van Wamel. Van Linden was in 1742 kapelaan in Puijflijk en werd, net als zijn voorganger, op aanbeveling van Wilhelm van Hessen Philipsthal, heer van Balgoy en Keent, tot pastoor benoemd.
- 1748: Jacobus Sengers uit Batenburg. Hij overleed op 15 februari 1786.
- 1786: Hubertus Voet uit Ravenstein. Hij overleed op 5 juni 1808.
- 1808: Joannes Sengers uit Wijchen wordt pastoor van Balgoy en Keent en overlijdt op 9 februari 1838. Hij was een capucijn van het klooster in Velp en zijn kloosternaam was Basilius.
- 1838: Theod. Melsen uit Beuningen wordt pastoor van Balgoy en Keent en overlijdt op 2 augustus 1848. Melsen was kapelaan in Grave in 1818 en werd in 1819 pastoor van Druten.
- 1848: Antonius Reijnen uit Wanroij wordt deken en pastoor van Balgoy en Keent. Reijnen werd geboren op 16 maart 1804 en was kapelaan in Nijmegen in 1832 en in St. Antonius in 1838. In 1848 werd hij pastoor van Balgoy en in 1858 deken van het district Nijmegen. Hij was ook de gedreven herder die de kerk en parochie nieuw leven inblies nadat de statie Balgoy weer werd omgezet naar een parochie.
De bovenstaande lijst is afkomstig uit een publicatie van 1872. Een lijst met meer recente pastoors is beschreven in 75 jaar: Kerkkroniek Balgoy.