Welk huis is dit in Balgoy? Het verhaal van Piet Theunissen en Lies van Stippen.

Regelmatig krijg ik een dergelijk Whatsapp-berichtje. Een app met een Delpher krantenartikel en een vraag. Zou dit het oude huis van Jan Loeffen zijn? Is die Theunissen toen naar de Houtsestraat gegaan, naar het Witte Huis, waar nu prins Wilbert van het Moasland woont? Of naar huis van Francissen?

Mijn nieuwsgierigheid is getriggerd, dus aan de slag. Het betreft een woonhuis, met schuur, aangebouwd varkenshok, kippenhok, erf, tuin en boomgaard. Een zeer vruchtbare en in uitstekende staat verkerende boerderij gelegen aan de Houtschestraat, kadastraal A 715. Eerst maar eens wat preciezer het tijdstip van de verkoop bepalen, door de advertentie opnieuw op te zoeken in Delpher (https://www.delpher.nl/). Het blijkt de Gelderlander te zijn van 8 september 1934. In combinatie met de kadastrale gegevens (Balgoy A 715) is vrij gemakkelijk na te gaan dat het gaat over Houtsestraat 6 (nu kadastraal BGY00 B 110 en bouwjaar 1900).

Houtsestraat 6, bron Google Maps 2023

In de periode 1930 (kadastraal dienstjaar1931) is, volgens BGY00 A715 legger artikel 1254, Petrus Hendrikus Theunissen, landbouwer uit Balgoy, eigenaar van huis, erf en schuur. In 1934 (kadastraal dienstjaar 1935) wordt de boerderij verkocht (geveild). Dit komt overeen met de advertentie waar het verhaal mee begint.

Kadastraal leggerartikel 1254 BGY00 A 715

De kadastrale gegevens leveren nog meer informatie op. In het begin van de 19e eeuw stond er op de diezelfde plek al een huis met erf (kadastraal Balgoy A 349) op naam van de arbeider Willem Arts. Eind 19e eeuw kwam het huis in eigendam van de familie van Stippen(t) en rond 1900 werd het compleet herbouwd (vandaar bouwjaar 1900 van het huidige huis).

Familie van Stippen (1902) vlnr.: Willem van Stippen, geb. 1855, voor hem Johannes (Has), achter Willem’s zoon Koos, dan staat Theodora (later vrouw van Thijs Hulsman), dan moeder Elisabeth van Druten, voor raam zoon Piet, daarvoor Nol en helemaal rechts Arnoldus geb. 1824 (foto gemaakt voor het huis) (Bron: Ballegoijse Minse, Ries van Haren)

In 1930 wordt het huis verkocht. In eerste instantie verkoopt Willem van Stippen het huis aan dochter Eliza Wilhelmina (Lies), maar in datzelfde jaar wordt Petrus Hendrikus (Piet) Theunissen eigenaar. Dat heeft alles te maken met het feit dat Piet Theunissen en Lies van Stippen op 6 mei 1930 trouwen en Piet Theunissen in gaat wonen bij de familie van Stippen.

Wie is Petrus Hendrikus (Piet) Theunissen en waar komt hij vandaan? In het boek “Geleefd Verleden, Balgoy in de 20e eeuw” van Ries van Haren is op bladzijde 10-11 het antwoord te vinden. Piet Theunissen is de zoon van Doris Theunissen en Kaatje van den Bergh, die in 1899 trouwden en gingen wonen op boerderij C6 Holtsenhoek (nu Wilbert Willems, het Witte Huis). Dus Piet woonde vlak bij Lies van Stippen en ze groeiden dus vlak bij elkaar op. In het boek van Ries staat een mooi gedicht over de familie Theunissen.  Een kort stukje:

Kaatje en Dorus gaven vier jongens en twee dochters het leven
Vier trokken er naar elders weg
Zoon Harrie en Cato zijn in Balgoy gebleven
Harry bouwde nieuw in de Korte Herreweg

Harry Theunissen, wiens verhaal over de tweede wereldoorlog net is opgeschreven (Twee vliegeniers in de boomgaard van Harrie Theunissen in juni 1942), was dus een broer van Piet. Hoewel Ries in zijn gedicht zegt dat alleen Harry en Cato in Balgoy zijn gebleven, heeft dus ook Piet na zijn trouwen, weliswaar kort, in Balgoy gewoond. In 1930 getrouwd en in 1934 de boerderij verkocht. En daarna? We weten uit het kadaster dat het huis aan de Houtsestraat in dienstjaar 1935, dus in 1934, gekocht werd door Johannes Sigbertus van Haren, Mathijszn uit Keent (de vader van Ries van Haren) en die is er ook gaan wonen. Het verhaal van Ries en zijn familie is uitvoerig beschreven in een eerdere blog: Ries van Haren staat met twee benen in Keent. Maar wat is er gebeurd met Piet Theunissen en Lies van Stippen? Wat is er gebeurd met de ouders van Lies van Stippen, die in hetzelfde huis woonden?

Bidprentje van Piet Theunissen, geboren in Balgoy en overleden in Escharen

We weten dat Piet Theunissen op 7 april 1992 is overleden te Escharen. Een blik werpen op de website van de werkgroep Esters Heem ligt dan voor de hand, met als resultaat een fantastisch verhaal over het leven van Piet Theunissen en Lies van Stippen in Escharen.

Boerderij/herberg de Vegetas in Escharen (bron: Esters Heem)

In 1934 komt Piet Theunissen met zijn vrouw, Lies van Stippen en dochter Toos vanuit Balgoy op de Vegetas, een voormalige herberg, wonen. De woning wordt verbouwd en de ouders van Lies, trekken bij hen in.

Gezinskaart Escharen 1921-1936, waaruit blijkt dat Piet Theunissen en Lies van Stippen met hun dochter naar Escharen verhuisden en dat ook de ouders van Lies meegingen

De andere kinderen, Wim, Theo en Piet worden hier geboren. Zoon Wim Theunissen, weet nog dat zijn vader hem vroeger verteld heeft dat het biljart bij de overname nog in het café stond. Het café was linksvoor. De voordeur die te zien is, was de ingang tot het café.

Foto bij artikel in de Graafsche Courant van mei 1990

In een artikel in de Graafsche Courant van mei 1990 vertelt het toen diamanten paar Piet en Lies Theunissen – van Stippen hun levensverhaal. Het artikel begint met de zin: “Geen moment spijt gehad van komst naar Escharen…”. Piet Theunissen vertelt: “In Balgoij hadden we een klein boerderijtje. Maar daar was ik het op een gegeven moment moe, ik ‘had het zat’ daar. Dus ik wilde weg en zo kwamen we in Escharen terecht, aan de Vegetas. Daar hebben Lies en ik geen moment spijt van gehad.” Hij vertelt verder in het krantenartikel hoe hij zich in 1933, samen met zijn vrouw, in Escharen vestigde. Drie jaar daarvoor was het paar getrouwd.

Piet Theunissen en Lies van Stippen begin jaren 30 van de vorige eeuw in Escharen (bron: Esters Heem)

Piet Theunissen werd geboren op 7 mei 1901 in Balgoy. Zijn ouders hadden een boerenbedrijf en Piet hielp mee. “Je had geen keus; je kwam van school af en kon het land op of bij een boer gaan dienen. Hard werken was het, maar ik denk wel eens dat we toen nog beter af waren dan nu”, vertelt hij in de krant. Lies van Stippen zag een kleine zes jaar later het levenslicht, op 12 maart 1907. Ook in Balgoy, vlak bij de plaats waar Piet opgroeide. “Hij woonde zo dichtbij dat we mekaar hele dagen zagen. Dus d’r viel op een gegeven moment niet meer onderuit te komen”, herinnert Lies zich in het krantenartikel. En omdat het tweetal elkaar al zo lang kende, was een half jaar officiële verkering genoeg. Op 21 mei 1930 trouwden Piet en Lies. De bruiloft werd thuis gevierd, op stal. Piet en Lies zijn ‘ingetrouwd’, zoals dat heet, bij de ouders van Lies. Die hadden een boerenbedrijfje. “Het stelde niet zo veel voor, het was meer een ‘mertbedrijf’. Altijd maar naar de markt en daar wat spullen verkopen”, weet Lies nog. Piet was dat al snel moe. “Altijd maar leuren op de markt, dat was niks voor mij. Ik wilde iets groters en we vertrokken naar Escharen. Dat was in 1933. We kochten grond aan de Vegetas, waar nu de wijk Estersveld is. Al die grond is van ons geweest, dus dat was flink wat. We hebben het altijd goed gehad: lekker vrij en toch dicht bij Grave.” Piet en Lies kregen vier kinderen, eerst een dochter en later nog drie zoons. Toen Piet met pensioen ging, werden de boerderij en het land verkocht. “D’r was geen houden aan, want de gemeente wilde het Estersveld aan gaan leggen”, vertelt Piet nog in het krantenartikel. Ze lieten een huis bouwen aan de Zanddijk in Escharen, waar ze tot hun dood hebben gewoond. Ze wilden voor geen goud naar het bejaardenhuis.

De geschiedenis van het adellijke huis Florenstein in Balgoy

Detail kadastrale kaart 1811-1832 van Balgoy sectie A.

Na het verhaal van Hans Eerdmans en de sage van Gomarrius Mes in de vorige blog, heb ik geprobeerd in dit artikel de geschiedenis van Florenstein te reproduceren. Recentelijk vond ik een oud gedigitaliseerd boek uit 1886 getiteld “De Navorscher” deel 36. Op bladzijde 499-500 staat een stukje geschreven over een voormalig adellijk huis Florensteijn (Florenstein) in Balgoy, dat op het moment van schrijven al een boerderij was. Er staat ook geschreven dat het adellijk huis niet moet worden verward met het huis te Balgooi, de plek waar vroeger een kasteel gestaan heeft. Op bovenstaande foto, een detail van een kadastrale kaart uit 1811-1832, zie je een boerderij met de naam Florenstein. We kennen allemaal de plek van deze boerderij, omdat die nog steeds prominent in Balgoy te vinden is. De naam Florensteijn prijkt nog op de voorgevel. Het adellijk huis Florenstein komt al voor in het verpondingskohier van de heerlijkheid Balgoy, opgemaakt 21 juni 1650, en is dan in het bezit van Jhr. Bartholomeus van Golstein. Deze verpachtte het huis aan Henrick Dircks. In 1660 behoorde het huis aan Ludolph van Steenhuys, heer van Oploo, Florenstein enzovoort en diens vrouw Anna van Randwyck. In 1677 komt het huis bij de boedelscheiding aan hun zoon Walraven van Steenhuys, die heer van Heumen, Malden, Oploo en Florenstein wordt. Na diens dood vererft het huis op zijn dochter Genoveva Maria, die is gehuwd met Bernard baron van Welderen. Deze zal het huis verkocht hebben aan de Balgoyse schepen Paulus Ardt Artz, die zich Artz van Florenstein laat noemen. Paulus Artz van Florenstein trouwt in 1726 met Jacomina (Willemina) Ardts Herberts en zij krijgen tenminste negen kinderen. Een van hun dochters, Elisabeth van Florenstein Paulussen, geboren op 23 mei 1738 en in 1759 getrouwd met Petrus Jacobs van Haren, kreeg in 1783 Florenstein uit haar vaders goederen.

De doop van Elisabeth van Florenstein Paulussen is terug te vinden in het katholieke doopboek uit Balgoy.

In het boek “Geschiedenis van het bisdom ’s Hertogenbosch” uit 1872 van Lud. Henr. Christian Schutjes, R.K. priester en pastoor van Orthen, staat op bladzijde 186-189 een stukje over Balgoy en Keent. Daaruit valt op te maken dat, hoewel de katholieke parochiekerk van Balgoy in 1609 door de hervormden afgenomen werd, de mensen in Balgoy en Keent bij hun katholieke geloof bleven. Ondanks dat de uitoefening van het katholieke geloof streng verboden werd, staken de Balgoyse mensen de Maas over naar het zuiden om in Ravenstein en Velp naar de kerk te gaan. Toen het vanaf 1693 oogluikend werd toegestaan om in Balgoy “een nietig bedehuis” te openen, kwamen de mensen daar weer samen. Met hulp van de Balgoyse adel werd er zelfs in 1711 een nieuwe schuurkerk gebouwd. Omdat de Balgoyse mensen hun katholieke geloof trouw bleven, kunnen in doop-, trouw- en begraafboeken (DTB-boeken) gegevens over de Balgoyse families worden teruggezocht (zoals bijvoorbeeld de doop van Elisabeth van Florestein Paulussen in 1738). Vanaf ongeveer 1810 kunnen ook akten van de burgerlijke stand, bevolkingsregister en kadaster worden gebruikt en kunnen we Balgoyse families verbinden met Florensteijn. Er zijn vele typische Balgoyse families die met Florensteijn geassocieerd kunnen worden, bijvoorbeeld Arts, van Haren, Sengers, van Eldonk, Kersten, de Bruijn, Jans en Berben.

Bevolkingregister Balgoy 1860-1890. Jacobus van Haren woont met z’n gezin in Wijk A nr. 30, Florenstein.
Jacobus (Jacob) van Haren 1816-1900

Na Elisabeth van Florenstein Paulussen en Petrus Jacobs van Haren, woont zoon Frans (Franciscus) met echtgenote Maria Geerds op Florenstein. Zij krijgen acht kinderen, waarvan Jacobus (Jacob) van Haren, die in 1851 met Theodora van Eldonk trouwt, op Florenstein blijft wonen (Zie bevolkingsregister hierboven). In het kadaster, dat in de eerste helft van de negentiende eeuw wordt ingevoerd, is Florenstein te vinden in Balgoy, sectie A nummer 142 en staat het op naam van de erven Jacob(s) van Haren, landbouwer te Balgoij (2190 m2 huis en erf). Jacobus van Haren en Theodora van Eldonk krijgen tenminste zes kinderen. Het oudste kind, dochter Maria, wordt op 3 maart 1852 geboren. Zij trouwt in 1874 met Peter Gerrit de Bruijn en het echtpaar gaat daarna in Nederasselt wonen (zie bevolkingsregister 1860 – 1890, blad 19). In 1875 overlijdt Theodora van Eldonk en in 1880 komen Peter Gerrit de Bruijn en Maria inwonen bij Jacobus in Balgoy (zie bevolkingsregister 1890-1923, blad 23). In 1890 overlijdt Maria; ze is dan pas 38 jaar.

Detail van notariële akte uit 1892 van notaris Th.F.A. Hekking uit Nijmegen, waaruit blijkt dat Peter Gerrit de Bruijn o.a. huis Florensteijn (sectie A nummer 594 (was 142)) erft.

Als Peter Gerrit de Bruijn Floresteijn erft van de erven van Jacobs van Haren, waaronder zijn vrouw Maria, wordt de boerderij deels gesloopt en vernieuwd kan uit het kadaster worden opgemaakt (Balgoy, leggerartikel 849, dienstjaar 1895). In 1896, hij is dan pas 46 jaar oud, overlijdt Peter Gerrit de Bruijn. Zijn oudste zoon Leonardus Gerardus, die dan net 21 jaar is, wordt eigenaar, gezinshoofd van Florensteijn volgens kadaster en bevolkingsregister.

Kadastraal leggerartikel 849, Balgoy. In dienstjaar 1895 vindt gedeeltelijke sloping, stichting en scheiding plaats van Florensteijn en in dienstjaar 1898 wordt Peter Gerrit de Bruijn vervangen door Leonardus Gerardus.
Bevolkingsregister Balgoy 1890 – 1923, blad 23. De samenstelling van de bewoners van Florensteijn verandert continue in deze periode.

Op 24 april 1906 trouwt dochter Maria Petronella met de administrateur Petrus Johannes Berben (Bevolkingsregister Balgoy 1890 – 1923, blad 9). Op 25 april 1911 trouwt Leonardus Gerardus met Wilhelmina Maria Klaassen en het echtpaar verhuist naar Wijchen. Twee jaar later trouwt zijn broer Petrus Johannes de Bruijn, die nog op Florensteijn woont, met Jacomina Antonia Burgers. Zij worden de nieuwe hoofdbewoners van Florensteijn, maar verhuizen in 1919 naar Escharen (Bevolkingregister Balgoy 1890-1923, blad 18). Daarna wordt eerder genoemde Petrus Johannes (Piet) Berben de hoofdbewoner, eigenaar van Florensteijn. Zoon Franciscus Johannes Marinus (Frans) Berben, die trouwt met Maria Johanna Francisca (Marie) Broekman, neemt het bedrijf begin jaren vijfig van de vorige eeuw over en diens zonen Pieter en Paul zijn nog elke dag actief bezig op het fruitbedrijf.

Bijna 300 jaar nalatenschap van Elisabeth Paulussen van Florenstein.
Familie Berben met achtergrond de kerk, vlnr: Piet, Marie, Tilly, Frans, opa Piet, Joke, oma Maria de Bruijn, Wim, Cis, Jan, Thé en Nelly (bron: Geleefd Verleden van Ries van Haren).

Een vraag van de overkant van de Maas: Heeft er een familie Stevens in Keent gewoond?

Vorige week ontving ik een e-mail van Henk Swinkels uit Keent, die een vraag kreeg van Ria Stevens (meisjesnaam), een onbekende voor hem. Ze was op zoek naar informatie of er begin vorige eeuw een familie Stevens in Keent had gewoond, mogelijk in verband met een huis aan de Veldweg in Balgoy of de Hoogveldsestraat in Keent, dat dateerde uit 1914, 1925 en de jaren 30. Henk vroeg mij of ik haar vraag kon beantwoorden.

Uitzicht vanaf de dijk aan de Veldsestraat in Balgoy. Aan de overkant van de Maas ligt Keent en de Hoogveldsestraat.

Met de Veldweg die Ria noemt, zal ze wel de huidige Veldsestraat in Balgoy bedoelen, die in het verlengde van de Hoogveldsestraat ligt. In de eerste helft van de vorige eeuw, voor de maaskanalisatie dus, was dat een lange weg die Balgoy en Keent met elkaar verbond.

Pet de smid en Lieneke Arts

Denkend aan Keent en de Hoogveldsestraat herinnerde ik me een verhaal van Ries van Haren over Pet de smid en Lieneke Arts, dat ook is opgenomen in zijn boek “Geleefd Verleden” op bladzijde 133. Daarin staat ook een mooie beschrijving, een typisch Ries van Haren gedicht. Pet de smid, wiens volledige naam Petrus (Piet, Pet) Stevens was, werd geboren in Keent. Hij trouwde op 19 september 1891 met Helena (Lieneke) Arts in Balgoy en ze gingen in oktober van dat jaar wonen in het Keentse Hoogveld volgens het Bevolkingsregister van Overasselt (Nederasselt) 1880-1900.

Bevolkingsregister van Overasselt 1880-1900

Daar zijn ze blijven wonen met hun kinderen, zoals blijkt uit het bevolkingsregister van Overasselt 1923-1930. Pet’s beroep smid is ook vermeld in het bevolkingsregister.

Bevolkingsregister van Overasselt 1923-1930
Kadastraal leggerartikel waarin huis, tuin en erf van Piet Stevens staan beschreven

Met behulp van de gegevens uit het bevolkingsregister, aangevuld met enkele aktes van de Burgerlijke Stand is snel een korte stamboom gemaakt, die laat zien dat Pet de smid, zijn vader Jan en diens vader Petrus allemaal in Keent woonden, wat hen echte Keentse mensen maakte. Het kadaster bevestigde dat Petrus Stevens, Jzn, de eigenaar was van het huis, erf en tuin gelegen aan de Hoogveldsestraat, zoals vastgelegd in Nederasselt sectie C nummer 818 en 819. Het huis werd verkocht in kadastraal dienstjaar 1935 (1934), waarschijnlijk na het overlijden van Lieneke in 1930, terwijl Petrus zelf in 1937 overleed in Grave, volgens de overlijdensakte van de Burgerlijke Stand.

Korte stamboom van Petrus Stevens
Oude kadastrale kaart met de huisnummers volgens het bevolkingsregister 1923-1930

Op een oude kadastrale kaart van begin 20e eeuw, waarop de toenmalige huisnummering is aangegeven, is te zien dat het huis met adres B147 stond op de hoek van de Hoogveldsche Straat en het Mertste Straatje en in het boek van Ries van Haren staat ook nog een foto van het huis.

Woonhuis en smederij van Pet de smid in Keent.

Hoe de omgeving er nu uitziet weet ik niet precies, maar als ik op perceelloep.nl kijk is het toenmalige huis van Pet de smid niet ver van Henk Swinkels vandaan en zal hij dat wel weten.

Huidige situatie in de Hoogveldsestraat

In de Gelderlander: op zoek naar de ambtsketen van de gemeente Balgoy en Keent.

Ruud van Haren (zittend) en ik (© Koen Verheijden, De Gelderlander)

Het artikel in de Gelderlander van zaterdag 20 mei (1) vertelt het verhaal van de zoektocht naar de burgemeestersketen van de gemeente Balgoy en Keent, de gemeente die in 1923 (precies honderd jaar geleden dus) opging in de gemeente Overasselt en nu deel uitmaakt van de gemeente Wijchen. Na het verschijnen van het artikel vroegen verschillende mensen, hoe zat en zit dat nou met zo’n burgemeestersketen?

De ambtsketen van de gemeente Balgoy en Keent in 1931 na het overlijden van de laatste burgemeester (Bron: 60 jaar harmonie Kunst en Vriendschap (1979) Wim Verhoeven)

Alweer een paar jaar geleden, als ik me goed herinner met de opening van het gemeentehuis aan de Kasteellaan in Wijchen, hadden Rudy van Haren en ik het idee opgepakt om uit te zoeken wat er met de ambtsketen van de laatste burgemeester van Balgoy en Keent is gebeurd. Dat ook de gemeente Balgoy en Keent zo’n ambtsketen heeft gehad wisten we door een foto die afgedrukt staat in het boek 60 jaar harmonie Kunst en Vriendschap van Wim Verhoeven. Onder andere door corona is dat toen uiteindelijk niet gelukt. Maar omdat het dit jaar honderd jaar geleden is dat de gemeente Balgoy en Keent ophield een zelfstandige gemeente te zijn, willen we nog een poging doen. Het lijkt ons mooi om de ambtsketen op te nemen in de collectie ambtsketens van Kasteel Museum Wijchen, of op zijn minst daar een tijdje tentoon te stellen.

Heel lang vormden Balgoy en Keent een Heerlijkheid. In 1810 werd het gebied geannexeerd door het Franse keizerrijk en kregen de dorpen Balgoy en Keent zelfs de namen Commune de Balgoij et Keent (1810-1813) en Mairie de Balgoij et Keent (1810-1813). Na het vertrek van de Fransen in 1814 en met de Grondwet van 1848 en de daarvan afgeleide gemeentewet van 1851 werden er een aantal wijzigingen doorgevoerd in de organisatie van het gemeentelijk bestuur (2). Balgoy en Keent werden een gemeente. Per 1 januari 1853, kort na de invoering van de gemeentewet van 1851, werd er door Thorbecke, de minister van binnenlandse zaken, een verplicht ambtsteken ingesteld voor burgemeesters om te dragen bij bijzondere gelegenheden. Dit ambtsteken bestond uit een zilveren penning met een diameter van 40 mm. Op de ene zijde van de penning stond het rijkswapen afgebeeld, terwijl de andere zijde het gemeentewapen of de naam van de gemeente toonde. De penning diende te worden gedragen aan een oranje lint of een zilveren ketting, waarbij het lint de goedkopere optie was. De burgemeestersketting die hierboven afgebeeld staat, dateert zeer waarschijnlijk uit de tijd van Thorbecke of niet lang daarna. Deze ketting is van eenvoudige schoonheid en destijds ook niet duur geweest. Zo’n penning werd in die tijd voor ƒ10 geslagen bij de Rijks Munt te Utrecht, terwijl de standaardketting ƒ15 kostte. De ambtsketting diende gedragen te worden wanneer de burgemeester de raad voorzat, bij brand, bij oproer, wanneer hij op basis van een wet in het openbaar persoonlijk bevelen gaf, en bij plechtige gelegenheden waarin hij de gemeente vertegenwoordigde. Sommige burgemeesters hadden ook een extra ketting thuis voor noodgevallen, zoals brand. Bij afwezigheid van de burgemeester droeg zijn vervanger de ketting. Het was niet duidelijk wie de kosten voor het ambtsteken zou dragen, ofwel de burgemeester zelf of de gemeente, maar de voorkeur ging uit naar de gemeente. In het geval van de gemeente Balgoy en Keent is niet bekend of de burgemeester persoonlijk een penning met keten besteld heeft of dat de gemeenteraad besloot tot aanschaffing van een penning met een ketting voor rekening van de gemeente, maar we mogen er wel van uitgaan dat er zo’n ambtsketen is aangeschaft (3)(4).

Vanaf 1825 trad er in de plattelandsgemeenten rondom Nijmegen een nieuw reglement in werking dat voorzag in een gemeenteraad en een college. Het college werd gevormd door de burgemeester (in het begin nog schout genoemd) en één of meer assessoren (wethouders). De burgemeester werd door de koning benoemd, de gemeenteraad door de gedeputeerde staten en de assessoren door de gouverneur. Mr. Pieter Hendrik de la Court (1778-1848) was in 1838 schout van de gemeente Balgoy en Keent. Het Rivierpolder reglement van datzelfde jaar maakte in feite een definitief einde aan de heerlijkheid Balgoy en Keent. Toch blijft ook in de jaren daarna de naam heerlijkheid Balgoy en Keent een veel gebruikte naam voor de zelfstandige gemeente. De la Court werd op zijn verzoek bij Koninklijk Besluit van 29 juli 1840 eervol ontslag verleend en Henricus van Lunen werd tegelijkertijd benoemd tot “heer van de heerlijkheid”. Dus zelfs in 1840 wordt nog gesproken van de gemeenteraad van de heerlijkheid Balgoy en Keent. Desalniettemin is er dan dus wel een gemeenteraad; de eerste stappen naar een democratie.

Hierna volgden nog enkele andere burgemeesters voordat de familie De Bruijn aantrad. Deze familie was generaties lang betrokken bij het lokale bestuur. Details daarover vinden we in een stamboom op genealogie online (5). Jacobus “Jacob” de Bruijn werd geboren rond 1690 in Keent. Hij was van beroep landbouwer. Hij was schepen van Balgoy en trad ook op als stadhouder aldaar. Hij is overleden op 4 augustus 1760 in Balgoy. Hij was getrouwd met Helena Gerardts. Hun zoon Johannes Jacobs de Bruijn werd gedoopt op 28 juni 1744 in Balgoy. Hij was schepen van Balgoy en trad ook op als stadhouder (d.w.z. plaatsvervanger van de Vrijheer van de heerlijkheit Balgoy). Hij was een rijke landbouwer met veel land en enige boerderijen (zie koopakten in het rechterlijk archief van Balgoy). Van hem stamt waarschijnlijk het familiewapen de Bruijn, waarmee hij als schepen zegelde. Hij huwde in de kerk te Balgoy op 8 juni 1786, met kerkelijke dispensatie wegens bloedverwantschap, met Maria Hermens van Haren. Uit dit huwelijk werd Hermanus de Bruijn geboren. Gedoopt 26 september 1789 te Balgoy en overleden 31 augustus 1859. Hij was assessor (wethouder, schepen) van Balgoy en heerboer. Hij huwde te Balgoy 27 januari 1821 met Antonetta Toonen. De oudste zoon, Johannes de Bruijn, geboren 5 november 1821 te Balgoy stierf er 6 mei 1893. Hij werd begraven bij de oude kerk (de zerk van het graf is nog steeds aanwezig bij de oude toren). Johannes was een rijke heerboer, die blijkens notariële akten veel land bijkocht. Verder was hij heemraad en rentmeester. Hij trouwde te Balgoy op 3 juni 1857 met Hendrika van Eldonk. In 1856 werd Johannes burgemeester van Balgoy, en in 1886 schoof hij zijn zoon Wilhelmus Joannes Cornelius naar voren als zijn opvolger. Wilhelmus Joannes Cornelius de Bruijn trouwde op 9 augustus 1898 te Balgoy met Maria van Eldonk. Deze echtlieden waren dubbel neef en nicht. Wilhelmus was de allerlaatste burgemeester van de gemeente Balgoy en Keent, tot het samenging met Overasselt in 1923 (6)(7). Tijdens deze periode ging het financieel minder goed met Balgoy en Keent. Er was gebrek aan geld en de salarissen van de ambtenaren moesten omhoog, wat het dorp niet kon dragen met slechts vierhonderd inwoners. Uiteindelijk moest Balgoy vanwege armoede aansluiting zoeken bij de gemeente Overasselt. Deze informatie hebben we van oudere mensen uit het dorp vernomen.

Via goede kennissen van de familie de Bruijn kwamen we in contact met een achterneef van Wilhelmus Joannes Cornelius de Bruijn, die in Hilversum woont. En tot onze grote vreugde bleek de ambtsketen al die tijd in de familie te zijn gebleven. We konden ons geluk niet op toen we foto’s van de ambtsketen ontvingen van de nazaten. We deelden ons plan om de keten tentoon te stellen in Kasteel Museum Wijchen, maar de familie De Bruijn was terughoudend en niet direct bereid om de ambtsketen uit handen te geven. Ze waren misschien bezorgd dat ze hem niet meer zouden terugkrijgen. De familie had bezwaren tegen de standaard bruikleenovereenkomst van het museum en zo eindigde het contact.

We vroegen ons af of de gemeente Wijchen eigenaar was van de ambtsketen van Balgoy, maar we konden geen definitief antwoord vinden. Zoals in het begin al genoemd, zou het ook mogelijk kunnen zijn dat de ambtsketen particulier was aangeschaft (4). Ook de gemeente Wijchen was niet op de hoogte van de huidige status van de keten, maar ze waren bereid om verder onderzoek te doen. Wijzelf gaan natuurlijk ook verder met het zoeken naar meer informatie over de aanschaf en het gebruik van de ambtsketen.

Ons doel blijft om de ambtsketen fysiek aan de mensen te tonen. We zien het al voor ons, in de vitrinekast van het Kasteel Museum Wijchen samen met de ambtsketens van Bergharen, Batenburg en ook een oude keten van de gemeente Wijchen. We vinden als leden van de Heemkundekring Pagus Balgoye dat we onze lokale geschiedenis moeten koesteren en willen graag dat onze erfgoedstukken worden gedeeld met anderen.

Bronnen:

  1. Ruud en Piet zochten naar de oude burgemeestersketen van Balgoij. Ze vonden hem, maar krijgen ze hem ooit terug? In: De Gelderlander (editie Maas en Waal), 20 mei 2023
    https://www.gelderlander.nl/wijchen/ruud-en-piet-zochten-naar-de-oude-burgemeestersketen-van-balgoij-ze-vonden-hem-maar-krijgen-ze-hem-ooit-terug~a5869e97/
  2. Gemeente Balgoij en Keent, in: Huis van de Nijmeegse geschiedenis
    https://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/Gemeente_Balgoij_en_Keent
  3. Ambtsketting van de burgemeester, in: Streekarchief Hattem, Epe en Heerd
    https://www.streekarchiefepe.nl/blog/ambtsketting-van-de-burgemeester/
  4. Molen-den Outer, B. ter (1979) Ambtsketens van burgemeesters in Nederland (‘s-Gravenhage: Stichting Gemeentelijk Cultuurfonds)
  5. Stamboom van de familie de Bruijn samengesteld door W. de Bruijn en bestaat uit 53.767 personen
    https://www.genealogieonline.nl/stamboom-de-bruijn/
  6. Lijst van burgemeesters van Balgoij, in: Wikipedia
    https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_burgemeesters_van_Balgoij
  7. Samen maken we de goede keuzes: een naïeve gedachte? In: Piet’s Blog: Balgoyse mins
    https://balgoyseminse.blog/2018/03/20/samen-maken-we-de-goede-keuzes-een-naieve-gedachte/

Fietsend of wandelend van Wijchen naar Grave – Historie van Wijchen, Balgoy en Grave verbinden

Bij het teruglezen van een artikel op de website van de Gelderlander van vorig jaar, waarin Balgoyenaar en medelid van Pagus Balgoye Ruud van Haren weer eens enthousiast aan het vertellen was over de Balgoyse geschiedenis, werd mijn nieuwsgierigheid ook weer geprikkeld. Hoe zit dat nou met die verbinding tussen Balgoy en Wijchen. Het zijn leuke artikelen in de krant, op tv Gelderland en op Facebook, waarin Ruud enthousiast verteld over het Balgoyse kasteel en ook altijd weer zegt dat er meer moet worden onderzocht.

Uit het proefschrift van Hermans, links: Overzicht van de opgraving van Balgoy. Tekening J. Renaud 1942 en rechts: Fantasietekening van Balgoy door J. Stellingwerf, ca 1725.

Toch is het een feit dat we best veel weten over hoe het middeleeuwse kasteel van Balgoy eruit gezien moet hebben en dat is te danken aan Renaud, die in het begin van de jaren veertig van de vorige eeuw de fundamenten van het kasteel blootlegde. In die periode werd de burchtheuvel afgegraven en het grachtentracé gedempt. Maar dat zegt nog niets over wie er in het kasteel gewoond heeft en wat er allemaal gebeurd is. Ik ben geen expert wat de kastelen in de regio betreft, maar ik ben wel nieuwsgierig naar de bewoners van het Balgoyse kasteel in relatie met de Balgoyse mensen. Automatisch wil je dan ook weten wat er met het kasteel gebeurd is. Dus toch maar even terug in de tijd gedoken.

Zoals in de Canon van Nederland wordt beschreven was de Republiek der Nederlanden in de 17e eeuw één van de rijkste en machtigste landen ter wereld. Niet voor niets wordt deze periode de Gouden Eeuw genoemd. De buurlanden van de Republiek hadden hier moeite mee en Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen verklaarden de Republiek in 1672 de oorlog. Het grootste leger van Europa sinds de Romeinen stond voor de deur van de Republiek: 1672 zou dan ook de geschiedenis ingaan als het Rampjaar. Een grote troepenmacht onder aanvoering van de Franse koning Lodewijk XIV trok plunderend en moordend vanuit het zuiden opwaarts door ons land. Ook het kasteel in Balgoy, dat al vanaf 1584 Spaans bezit was (De heerlijkheid was van de 15e tot en met de 17e eeuw in het bezit van de families van Ooi, Maschereel en d’Oultremont) werd tijdens die plundertocht totaal verwoest. Het kan niet anders dan dat ook de Balgoyse mensen slachtoffer zijn geweest van plunderende en moordende soldaten van het leger van Lodewijk XIV. De strijd van de Republiek tegen de Fransen zou nog zes jaar duren: tot de Vrede van Nijmegen in 1678-1679. Het is niet duidelijk of het kasteel bewoond was in die tijd, maar wel is het kasteel gebruikt als hoofdkwartier bij de maanden durende belegering van het door de Fransen bezette Grave in 1674.

Carel Rabenhaupt op een prent uit 1673 (Bron: Romeyn de Hooghe, Rijksmuseum).

Een van de meest ervaren officieren van Willem III, de 72-jarige baron Carel Rabenhaupt, krijgt de opdracht om Grave op de vijand te heroveren. Op 8 juli 1674 verlaat Rabenhaupt Den Haag en reist hij naar Nijmegen en op 25 juli begon het beleg van Grave. De capitulatie was op 27 oktober. De bevelhebber van het leger der Staten had zijn hoofdkwartier in Balgoy (M.T. Roelofs, Geschiedenis van Grave (1938) blz. 33) en in een uitgave van het tijdschrift Militaire Spectator uit 1836 over het beleg van Grave staat ook beschreven dat dat op het kasteel Balgoijen was.

Detail uit Militaire Spectator 1836.

Dit sluit aan bij het verhaal van Ruud van Haren die vond dat legeraanvoerder Rabenhaubt tijdens het beleg van Grave in de zomer van 1674 zijn hoofdkwartier had in Balgoy. In de Gelderlander vertelt hij: “Hij moet zijn hoofdkwartier in het kasteel gehad hebben. Andere voorname gebouwen waren er niet.’’ Het artikel in De Militaire Spectator toont aan dat het kasteel in Balgoy inderdaad werd gebruikt als hoofdkwartier. Als op een gegeven moment prins Willem III het beleg te lang vindt duren, komt hij op 9 oktober van dat jaar met versterkingen aan in Wijchen om zo te proberen voor de winter Grave te heroveren. Hij verblijft dan in het Wijchens kasteel. Een bijzonder feit dus wat Wijchen nog beter op de kaart zal zetten in de historische geschiedenis van ons land en ook nog eens een belangrijke rol voor Wijchen en Balgoy samen in de slag om Grave.

Ruud van Haren vertelt enthousiast over Balgoy en de verbinding met Wijchen en Grave.

In hetzelfde artikel op de website van de Gelderlander oppert Ruud het idee van een leuke historische fietstocht van kasteel Wijchen langs de plek waar het kasteel in Balgoy heeft gestaan en dan naar Grave. Hij heeft ook al een naam: de Rabenhaupt-fietstocht. Ik zou daar aan willen toevoegen dat een historische wandeltocht zeker ook een optie kan zijn. Starten vanaf het treinstation in Wijchen via het kasteel in Wijchen lopen door een fantastisch natuurgebied, waar eeuwenlang de Maas gemeanderd heeft en waar het kasteel van Balgoy gestaan heeft, naar de vestingstad Grave. Een flinke wandeling van zo’n 15 km en dan met de bus vanaf het busstation in Grave terug naar het treinstation in Wijchen. Dit ga ik zeker uitwerken in de komende tijd.

Wandelen van Wijchen via Balgoy naar Grave. De historie van Wijchen, Balgoy en Grave verbinden.