Het Thijnsboek der Vrijheerlijckheyt Balgoy en Keent

Thijnsboek der Vrijheerlijckheyt Balgoy en Keent
Sticker op de voorkant van het boek: “Thijns-boek van D. Paringet, 1703”

De afgelopen weken mocht ik genieten van een belangrijk stuk historisch en cultureel erfgoed; een handgeschreven Balgoys en Keents boekwerk uit het begin van de 18e eeuw. Het is het belastingregister van de ambachtsheer van Balgoy en Keent en bevat informatie over de tijnsen (tienden) en erfpachten die jaarlijks op St. Lambertusdag aan hem verschuldigd waren.

Diederik Paringet, rigter en secretaris van Balgoy, overleden in 1707 (bron: dit thijnsboek)

Het register is samengesteld door Diederik Paringet, rigter en secretaris van Balgoy, in 1703, aan de hand van en volgend op oudere registers en bijgehouden door hem en zijn opvolgers tot ca. 1860. Paringet was niet alleen rigter en secretaris van Balgoy. Diederik Paringet werd op 12 augustus 1657 in Ravenstein Nederduits gereformeerd gedoopt als het eerste kind en de eerste zoon van het echtpaar Robbert Paringet en Margareta Richters. Hij heeft zeker een goede scholing gehad, met name in het Latijn, maar geen universitaire opleiding. Deze informatie komt uit een verhaal van de website van het BHIC. Vanaf juli 1677 was hij notaris in ’s-Gravenhage en vanaf 8 september 1678 oefende hij dat ambt uit in Grave. Hij trad er ook op als advocaat en procureur. Op 23 december 1692 werd Paringet benoemd tot rentmeester van de stad Grave, een functie die hij combineerde met zijn andere taken, waaronder dus ook rigter en secretaris van Balgoy. Wederom blijkt hieruit dat Balgoy en Keent, die aan de Gelderse kant van de Maas lagen, meer georiënteerd waren op Brabant, dan op Gelderland.

Een handgeschreven manuscript uit 1701 van Diederik Paringet over de stad Grave en het Land van Cuijk werd in 1752 in drukvorm uitgegeven (Bron: BHIC)

Paringet heeft zeer veel documenten voor het nageslacht vastgelegd, waarvan velen over de geschiedenis van Grave en het Land van Cuijk gingen; verschillende ervan zijn sindsdien spoorloos zoekgeraakt. Ook de locatie van dit thijnsboek was onbekend, totdat het opdook bij een antiquariaat in Haarlem. Ruud van Haren wist het boek in handen te krijgen en de bedoeling is nu om het complete boek te vertalen en te digitaliseren. Diederik Paringet overleed in functie; op 21 november 1707 werd hij in de Sint Elisabethkerk te Grave begraven.

Van ruim 200 percelen grond in Balgoy en Keent wordt de ligging in 1703 door Paringet omschreven en wordt het jaarlijks ontvangen bedrag genoteerd met de naam van de eigenaar/tijnsplichtige. Daaronder volgen gegevens over de jaarlijkse betalingen en over eigendomsovergangen tot in het midden van de 19e eeuw. Nagenoeg alle tijnsen zijn dan afgekocht, wat feitelijk het einde betekent van een belangrijk Balgoys en Keents tijdperk. Over ca. anderhalve eeuw kan het grondbezit worden nagegaan, zowel door vererving als door verkoop. Het mooie is ook dat bij bijna alle percelen in de periode 1820-1840 het nieuw ingevoerde kadasternummer wordt vermeld, waardoor de registratie naadloos aansluit op het nieuwe registratiesysteem in Nederland dat tot nu toe gebruikt wordt. Dit maakt het boekwerk uniek.

Het thijnsboek bevat ook een beknopt overzicht van historische gebeurtenissen in Balgoy en Keent in de 12e-17e eeuw.

Het boekwerk bevat verder nog een aantal beschrijvingen en jaartallen van gebeurtenissen in de regio, die overgenomen zijn uit “de inleiding tot de Historie van Gelderland” door W.A. van Spaan uit 1805. Ook staat er een lijst in van heren en vrouwen van Balgoy, van rigteren en van secretarissen. Er is ook nog een tijnsreglement in opgenomen. De jaarlijkse tijnsbedragen worden in 1703 nog aangegeven met een aantal hoenen (later 5 stuivers voor een hoen), capoenen (10 stuivers) of eieren ( 2 duiten). Dit thijnsboek is daarom een uniek boekwerk met gedetailleerde historische informatie over de regio, maar ook topografische informatie. Voor genealogisch onderzoek in dit gebied (Balgoy en Keent) in de periode 1700 – 1850 is dit een belangrijke unieke bron.

Met deze pagina in het boek begint de registratie van de ruim 200 percelen grond in Balgoy en Keent waarover tijns is verschuldigd aan de Vrijheeren van Balgoy en Keent

Een voorbeeld van de tijnsregistratie is folio 21. Van het perceel wordt de ligging in 1703 omschreven en wordt het jaarlijks te ontvangen bedrag genoteerd: “Deselve Vol. 11.9 uijt de helft van de vierde hoeve, oost de hoogveltse straat west de maas suijd en noord een merghen zestien en 1/2 duijt 4 3/4 eij”.

Voorbeeld van tijnsregistratie uit 1703.

In de meeste gevallen wordt ook de naam van de eigenaar/tijnsplichtige vermeld. Daaronder volgen gegevens over de jaarlijkse betalingen en over eigendomsovergangen tot in het midden van de 19e eeuw, toen de meeste tijnsen werden afgekocht.

Eigendomsovergangen werden bijgehouden tot in het midden van de 19e eeuw; uiteindelijk het eigendom door aankoop over aan Albertus van Laatum, tuinman te Balgoy.

Over anderhalve eeuw valt het grondbezit op deze wijze na te gaan, zowel door vererving als door verkoop. Bij veel van de percelen is ook rond 1830 het nieuw ingevoerde kadasternummer vermeld. In dit geval Sectie A, nummers 154, 155, 156, 157, 158, 159, 160, 161 en 168. Met de combinatie van beschrijving en het minuutplan van de kadastrale kaart 1811-1832, sectie A, blad 2 is de locatie van het betreffende perceel gemakkelijk te vinden.

Kadastrale kaart 1811-1832: detail van minuutplan Balgoy, sectie A, blad 02 (MIN05015A02)
Met behulp van de Oorspronkelijke aanwijzende tafel (OAT) Balgoy, sectie A, blad 010 (OAT05015A010) is ook de toenmalige eigenaar te traceren, in dit geval Maria van Florenstein
Manus de Valk

Met de kadastergegevens kunnen we het grondbezit nagaan tot ca. 1950. In leggerartikel 731 wordt Albertus Johannes van Laatum nog genoemd en in dienstjaar (dj) 1898 wordt het huis vervangen en opnieuw “gesticht”. Het kadasternummer verandert van A159, naar A592 en als van Laatum het huis verkoopt in dj 1912 heeft het kadastraal nummer A705 gekregen. Het huis werd verkocht aan schipper Hermanus (Manus) de Valk. Het verhaal van Manus de Valk, getrouwd met Maria van Geffen, die zich omstreeks kerstmis 1910 vestigde in Balgoy werd al eerder verteld in deze blog. Dat hij een huis kocht van een zekere Van Lathum in Balgoy, in het bevolkingsregister genummerd C38; later Veldsestraat genoemd kunnen we nu bevestigen. Zoon Ermert nam het winkelboerderijtje over begin jaren veertig en hij ventte met brood en kruidenierswaar. Tot in de zestiger jaren gingen er schoolkinderen snoep kopen voor een stuiver of een dubbeltje. Toen op 1 januari 1969 de BTW werd ingevoerd, besloot Ermert de winkel te sluiten. Op de voorgevel van de woning stond het jaartal 1747 vermeld. In het thijnsboek (Folio 21, no. 13) staat vermeld dat Paulus en Jacomijna Arts op 10 mei 1740 het daarin vermelde perceel overgenomen hebben. De kans is groot dat zij het boerderijtje destijds hebben gebouwd. Met de informatie uit het Thijnsboek der vrije heerlijckheyt Balgoy en Keent kunnen we nu anderhalve eeuw verder terug in de tijd op zoek naar bewoners en hun eigendommen in Balgoy en Keent.

Het winkelboerderijtje van Ermert de Valk.

Plaats een reactie