Twee vliegeniers in de boomgaard van Harrie Theunissen in juni 1942

Op 2 juni 1942 is een Britse Wellington bommenwerper neergestort in Nederasselt (Bron foto: nieuwsbrief Erfgoedplatform Heumen, januari 2024).

Afgelopen week verscheen nieuwsbrief nummer 20 van het Erfgoedplatform Heumen. Een kort bericht daarin is de aanleiding voor deze blog. In de schaduw van Baron van Brakelstraat 3 en 3A in Nederasselt, onthult het fietspad naar Wijchen een stukje WOII-geschiedenis. Voorjaar 2023 lokaliseerde het Planehunters Recovery Team met hulp van Erfgoedplatform-vrijwilligers de exacte crashsite van een Britse Wellington bommenwerper op 2 juni 1942. Vier bemanningsleden overleefden, maar de staartboordschutter, George Thompson Reid, niet. In april 1952 werd zijn lichaam opgegraven en op de Jonkerbos begraafplaats in Nijmegen begraven. Het Erfgoedplatform stelde voor het fietspad naar hem te vernoemen, een eer die recentelijk is toegekend door de gemeente Heumen. Het bord bij het fietspad draagt de tekst:

Het verhaal begint toen ik eind juni vorig jaar werd gebeld over deze vliegtuigcrash in Nederasselt uit de tweede wereldoorlog. Ze hadden gehoord/gelezen dat ik een verhaal geschreven had over Harrie Theunissen en Mieneke van Overbeek als “helpers” in de tweede wereldoorlog (Bron: Balgoyse minse, het vervolg – verhalen over Balgoy en haar inwoners door de eeuwen heen, blz 127). Harrie en Mieneke hadden in juni 1942 twee vluchtende inzittenden van het in Nederasselt gecrashte vliegtuig geholpen. Of ik dat verhaal kende, of ik meer kon vertellen over Harrie en Mieneke en of ik wist of er nog familie of kennissen in Balgoy waren, die meer details kenden over deze gebeurtenis.

Geneagram waarin de relatie is weergegeven tussen Mien en Truus van Overbeek en hoe ik daardoor familie ben van Harrie en Mien Theunissen – van Overbeek.

Ja, ik kende Harrie Theunissen en zijn vrouw Mien. Het is zelfs nog familie via de moeder van mijn echtgenote Ans Jans. Tegelijkertijd moet ik toegeven dat mijn kennis over Balgoy in de Tweede Wereldoorlog beperkt is en daarom ben ikzelf maar eens gaan zoeken.

Op internet bleek wel het een en ander terug te vinden te zijn over het gecrashte vliegtuig, maar de informatie was niet in alle gevallen eenduidig. Het onderdeel OTU (Operational Training Unit) van de RAF was gelegerd op de Engelse RAF basis Finningley. Deze eenheid voerde een aantal operationele raids uit in 1942. Een operationele raid is een militair offensief dat wordt uitgevoerd door een luchtmachteenheid. Op 1 juni 1942 ’s avonds om 11 uur vertrok de Vickers Wellington Mk Ic DV434 voor een bombardementsmissie naar Essen.

Graf G.T. Reid

Boven Noord-Limburg werd het toestel met zeven bemanningsleden aan boord neergeschoten. Dit zou het werk zijn geweest van Kurt Loos 1./NJG1 van het Duitse militaire vliegveld Venlo. Volgens de website aviation-safety.net/wikibase/52850 zou het toestel neergekomen zijn bij Horst (12 km NW van Venlo); volgens een andere website, het Verliesregister 1942, was het bij Nederasselt (12 km W van Nijmegen). Zes bemanningsleden overleefden de crash en werden krijgsgevangen gemaakt. Sergeant G.T. Reid kwam om het leven. Hij werd na de oorlog begraven op het oorlogskerkhof van de Commonwealth, Jonkerbos (Bron: website oorlogsdoden Nijmegen).

Ik vroeg me toen af of het Erfgoedplatform Heumen hier ook iets over wist, vanwege de crash bij Nederasselt en bij navraag bleek dat ook zo te zijn. Het eerste wat ze mij lieten weten is dat de crash achter de kalverenschuur van Burgers had plaatsgevonden, in het Nederasseltsche Broek en dat er recent nog uitgebreid onderzoek gedaan was.

Plek waar de Vickers Wellington Mk Ic DV434 is neergestort (Bron: Erfgoedplatform Heumen)

Omdat het bij mij aan de andere kant van de Graafscheweg is, ben ik ook meteen even op de fiets gestapt en er langs gereden.

Weiland achter de schuren van Burgers

In het Verliesregister 1942 kun je terugvinden wat de bemanningsleden van het gecrashte vliegtuig hebben meegemaakt. Sergeant John A. Nugent was de tweede piloot van de Wellington DV434 van 25 OTU. In de nacht van 1 op 2 juni 1942 nam de bommenwerper deel aan de tweede 1000-bommenwerpersaanval op Essen. Op de terugweg werd de Wellington neergeschoten door een nachtjager vanaf de Venlo luchtbasis en crashte in de buurt van Nederasselt. Van de zeskoppige bemanning overleefde de achterste schutter, Sergeant G.T. Reid, het niet. De andere vijf bemanningsleden werden uiteindelijk allemaal gevangen genomen, maar het duurde enkele dagen voordat Nugent en de frontgunner, Sergeant R.J.A. (Johnny) Johnstone (E1086), in handen kwamen van de Duitsers. Het is niet duidelijk waar Nugent en Johnstone precies zijn geland, maar het zou in de buurt van Kleef in Duitsland geweest kunnen zijn. Na de landing vonden ze elkaar al snel. Op 7 juni werden ze gevonden door Hendrikus M. Theunissen in Balgoy. Hij verstopte hen in een kippenren en ‘gaf hun de hele dag door voedsel’. Een onderwijzer genaamd G. Willems, die Engels sprak, had een gesprek met de twee. Theunissen vertelde na de oorlog: ‘Omdat er destijds in 1942 maar weinig bekend was over illegale organisaties en onderduiken, kon ik hen niet helpen zoals later mogelijk was’. Onderwijzer Willems hielp hen op 8 juni verder op weg.

Hendrikus M. (Harrie) Theunissen en zijn vrouw Mieneke van Overbeek in de zeventiger jaren van de vorige eeuw

Om meer te weten te komen over wat er in Balgoy gebeurd is nam ik contact op met Werner Peters. Van alle leden van de Heemkundekring “Pagus Balgoye” weet hij het meest over de Tweede Wereldoorlog en met name ook wat zich allemaal in Balgoy afspeelde. Ik kreeg van hem de tip om in het boekje “Balgoy ’40 – ’45” van Heemkundekring Pagus Balgoy uit 2004 te kijken, want hij dacht dat daarin iets over onderduikers bij Harrie Theunissen beschreven was. En inderdaad in Balgoy 40-45 is een verhaal terug te vinden dat geschreven is door Wim Verhoeven, die veel verhalen over Balgoy heeft geschreven en verteld. Het is een aardig verhaal, maar de feiten kloppen niet helemaal. Om maar een voorbeeld te noemen vertelt Wim in geuren en kleuren het verhaal van één militair die Harrie Theunissen is tegengekomen in zijn boomgaard. Ik zal met alle informatie die ik nu heb proberen een zo compleet mogelijke en op feiten gebaseerde reconstructie te maken.

Op 2 juni wordt de Vickers Wellington bommenwerper Mk Ic DV434, die teruggevlogen komt van een bombardement op Essen, geraakt door een Duits jachtvliegtuig ergens boven Noord-Limburg. De bemanning moet zich redden door uit het vliegtuig te springen. De bommenwerper stort neer bij Nederasselt. Nugent en Johnstone zijn uit het vliegtuig gesprongen en geland in de buurt van Kleef net over de grens bij Nijmegen. Na de landing vonden ze elkaar al snel en hebben ze waarschijnlijk besloten westwaarts te gaan, weg van Duitsland en richting Engeland. Van Kleef naar Balgoy is ca 8-10 uur lopen (ca. 40 km), maar toch duurde het tot 7 juni eer ze gesignaleerd werden door Harrie Theunissen. Hoewel we het niet precies weten, zal de reden zijn geweest dat ze zich alleen gedurende de nacht durfden te verplaatsen en alle contact probeerden te vermijden.

Een foto van het kippenhok in de boomgaard van Harrie Theunissen. De foto is gemaakt in 2014. Niet lang daarna is het hok afgebroken. (Bron: Geert Heinen)

Op de vroege ochtend van 7 juni 1942 werden de twee vliegeniers gezien in een boomgaard. Ze wenkten naar Hendrikus M. Theunissen, die naar hen toeging en hen verstopte in het in de boomgaard aanwezige kippenhok (zie foto hierboven). Deze vliegeniers waren al zes dagen onderweg en probeerden Rotterdam te bereiken. Theunissen voorzag hen de hele dag van voedsel. Ze vroegen om iemand die Engels kon spreken. Theunissen ging naar zijn buurman en zwager W. Willems (Wim) en die haalde vervolgens zijn broer G. Willems (Gerrit), die onderwijzer was. Hij sprak met de twee vliegeniers. Op dat moment was er helaas nog weinig bekend over het verzet, dus konden de Balgoyse mensen hen niet zo goed helpen als in latere fases van de oorlog. Omdat de vliegeniers geen kaarten meer hadden en Theunissen ook geen kaart had, gaf de onderwijzer hen zo goed mogelijk aanwijzingen over de route. Hij raadde hen aan om de grote wegen en bruggen te vermijden. Verder konden zowel Theunissen als Willems niets meer voor hen doen. Onderduiken was destijds nog niet bekend. In de nacht van 7 op 8 juni 1942 vertrokken ze.

Links Harrie Theunissen en rechts Wim Willems in café de Valk.

Wie was Harrie Theunissen? Henrikus Marinus (Harrie) Theunissen werd in januari 1903 geboren in wat nu het Witte Huis is (Houtsestraat 11 in Balgoy). Hij was de zoon van Theodorus Theunissen, die het huis in kadastraal dienstjaar (dj) 1899 gekocht had van de kinderen Lamers. Het huis werd her-/verbouwd in dj 1918 en kreeg toen ook een ander kadastraal nummer, sectie A nummer 723. In dj 1940 vond “scheiding” plaats en werd het huis verdeeld. Het huis met adres a/d Houtsestraat (in dj 1929 was het nog de Steeg) staat in dj 1940 op naam van Catharina Theodora (Cato) Theunissen, dochter van Theodorus Theunissen en zus van Harrie.

Kadastraal leggerartikkel 1334 waaruit blijkt dat in dj 1940 Cato Theunissen eigenaar is van het huis aan de Houtsestraat kadastraal Sectie A nummer 723
In dj 1941 is er in leggerartikel 1335 nog een vermelding “verklaring” en in leggerartikel 1340 staat het huis op naam van Wilhelmus Hendrikus Willems, landbouwer te Balgoy, gemeente Overasselt, Houtsestraat 11

Wilhelmus Hendrikus (Wim) Willems werd geboren op 23 september 1913. Vader was postbode Johannes Sigbertus Willems en moeder Hendrika Maria de Bruijn. Wim was de oudste zoon. Het gezin woonde in de twintiger jaren van de vorige eeuw (Bevolkingsregister Overasselt 1924 – 1930) in Wijk C op nummer 19 bij de toenmalige kerk (nu Oude Toren) in Balgoy.

Bevolkingsregister Overasselt 1924 – 1930. Het gezin van Johannes Sigbertus Willems
familie Willems – de Bruijn: Jo, Dien, Wim, Jan, Drieka, Marietje, Nora, Toon, moeder Drieka, Pieta, Harrie en Gerrit in 1935 (Bron: Pieta Banken – Willems)

Bovenstaande foto komt uit het boek “Geleefd Verleden” van Ries van Haren waar ook informatie vandaan komt dat een broer van Wim, Gerrit, onderwijzer was geworden (relevante informatie bij het oorlogsverhaal). Gerrit overleed in 1946 op 25-jarige leeftijd aan tuberculose.

Overlijdensakte gemeente Overasselt 1946 Gerrit Willems. Ook in de overlijdensakte is terug te vinden dat het beroep van Gerrit onderwijzer was

Wilhelmus Hendrikus (Wim) Willems is op 27 december 1939 in Overasselt getrouwd met Cato Theunissen. Zij gaan inwonen bij de vader van Cato, Theodorus Theunissen (De echtgenote van Theodorus, Catharina van den Bergh is al in 1932 overleden). De meeste andere kinderen zijn al getrouwd. Alleen Harrie Theunissen is dan nog niet getrouwd. Hij zal op 22 april 1940 in Escharen trouwen met Mieneke van Overbeek. Harrie en Mieneke gaan wonen in een nieuwe boerderij in de Korte Herreweg, kadastraal BGY00 Sectie A nummer 681, een gemengd bedrijf met ruim drie bunder grond, twee koeien, een paard, tien varkens en kippen. Voor de kippen waren er twee kippenhokken die een beetje verscholen in de boomgaard stonden.

De boerderij in de Korte Herreweg waar Harrie Theunissen en Mieneke van Overbeek hebben gewoond. De foto dateert van begin tachtiger jaren (Bron: Geert Heinen)

Terug naar Nugent en Johnstone, de twee vluchtende soldaten van de neergestorte bommenwerper. Werner Peters vertelde dat in het boekje “Balgoy 40-45” stond dat Koos Hulsman tijdens de oorlog contactpersoon was in Balgoy voor het verzet en dat Leo Stevens, die inmiddels is overleden hem dat verteld had. Verder staat erin dat Leo wist dat Harrie Theunissen contact opnam met Koos Hulsman en dat die Hend Stevens (vader van Leo Stevens) inseinde die met zijn roeiboot (Hend was visser/stroper) vluchtelingen naar Keent voer. De brug bij Grave en de pont naar Keent waren te gevaarlijk. Hoewel er in het begin van de oorlog nog weinig Duitsers in Balgoy waren, werden brug en pont wel bewaakt. Overzetten met een roeiboot was daarom de meest veilige weg en dit is waarschijnlijk ook de route die Nugent en Johnstone zijn gegaan, waarna ze de Maas gevold zijn richting Rotterdam.

Volgens het boek ‘Vijftig klurre Bèrgs’ werden Nugent en Johnny Johnstone op de ochtend van 9 juni gevonden door Grada van Zummeren. Ze woonde aan de Harense Steeg in Berghem. Nugent en Johnstone hielden zich ook hier schuil in de boomgaard achter het huis. Tot dan toe hadden ze ’s nachts gelopen. Haar dochter Joke sprak Engels en sprak met de twee vliegeniers. Ondertussen verzamelde een vriend, Bertus den Brok, twee overalls. Nugent en Johnstone verlieten het huis nadat ze de adressen van hun ouders hadden gegeven aan Grada. Het was uiteindelijk onzeker of ze de oorlog zouden overleven. Grada hield woord en nam na de oorlog contact op met de ouders. Alhoewel beide vliegeniers de oorlog hadden overleefd, kreeg ze van de Canadees Nugent nooit antwoord. Van Johnstone, die in Rhodesië woonde wel, al was het pas jaren later in 1960. In 1961 kwam Johnstone terug naar Nederland. Met vrouw
en kinderen bezocht hij de mensen aan de Harense Steeg waaraan hij in 1942 zoveel te danken had. Of hij toen ook in Balgoy bij Harrie en Mieneke Theunissen geweest is, is in Balgoy niet bekend voor zover ik weet.

Johny Johnstone met vrouw en kinderen in 1961 tijdens zijn bezoek aan Nederland. In het midden Grada van Zummeren (bron: het boek ‘Vijftig klurre Bèrgs’)

Na het verblijf in Berghem vervolgden Nugent en Johnstone hun weg in westelijke richting. Jammer genoeg werden beide mannen gearresteerd voordat ze naar Engeland konden vluchten. Nugent in Maassluis op 17 juni en Johnstone in Rotterdam op 22 juni. Tot het einde van de oorlog bleven ze Duitse krijgsgevangenen, maar beiden hebben de oorlog overleefd en zijn uiteindelijk terug naar huis gegaan. Ik ben benieuwd of er mensen in Balgoy of Nederasselt zijn, die over dit verhaal nog meer kunnen vertellen.

De geschiedenis van het adellijke huis Florenstein in Balgoy

Detail kadastrale kaart 1811-1832 van Balgoy sectie A.

Na het verhaal van Hans Eerdmans en de sage van Gomarrius Mes in de vorige blog, heb ik geprobeerd in dit artikel de geschiedenis van Florenstein te reproduceren. Recentelijk vond ik een oud gedigitaliseerd boek uit 1886 getiteld “De Navorscher” deel 36. Op bladzijde 499-500 staat een stukje geschreven over een voormalig adellijk huis Florensteijn (Florenstein) in Balgoy, dat op het moment van schrijven al een boerderij was. Er staat ook geschreven dat het adellijk huis niet moet worden verward met het huis te Balgooi, de plek waar vroeger een kasteel gestaan heeft. Op bovenstaande foto, een detail van een kadastrale kaart uit 1811-1832, zie je een boerderij met de naam Florenstein. We kennen allemaal de plek van deze boerderij, omdat die nog steeds prominent in Balgoy te vinden is. De naam Florensteijn prijkt nog op de voorgevel. Het adellijk huis Florenstein komt al voor in het verpondingskohier van de heerlijkheid Balgoy, opgemaakt 21 juni 1650, en is dan in het bezit van Jhr. Bartholomeus van Golstein. Deze verpachtte het huis aan Henrick Dircks. In 1660 behoorde het huis aan Ludolph van Steenhuys, heer van Oploo, Florenstein enzovoort en diens vrouw Anna van Randwyck. In 1677 komt het huis bij de boedelscheiding aan hun zoon Walraven van Steenhuys, die heer van Heumen, Malden, Oploo en Florenstein wordt. Na diens dood vererft het huis op zijn dochter Genoveva Maria, die is gehuwd met Bernard baron van Welderen. Deze zal het huis verkocht hebben aan de Balgoyse schepen Paulus Ardt Artz, die zich Artz van Florenstein laat noemen. Paulus Artz van Florenstein trouwt in 1726 met Jacomina (Willemina) Ardts Herberts en zij krijgen tenminste negen kinderen. Een van hun dochters, Elisabeth van Florenstein Paulussen, geboren op 23 mei 1738 en in 1759 getrouwd met Petrus Jacobs van Haren, kreeg in 1783 Florenstein uit haar vaders goederen.

De doop van Elisabeth van Florenstein Paulussen is terug te vinden in het katholieke doopboek uit Balgoy.

In het boek “Geschiedenis van het bisdom ’s Hertogenbosch” uit 1872 van Lud. Henr. Christian Schutjes, R.K. priester en pastoor van Orthen, staat op bladzijde 186-189 een stukje over Balgoy en Keent. Daaruit valt op te maken dat, hoewel de katholieke parochiekerk van Balgoy in 1609 door de hervormden afgenomen werd, de mensen in Balgoy en Keent bij hun katholieke geloof bleven. Ondanks dat de uitoefening van het katholieke geloof streng verboden werd, staken de Balgoyse mensen de Maas over naar het zuiden om in Ravenstein en Velp naar de kerk te gaan. Toen het vanaf 1693 oogluikend werd toegestaan om in Balgoy “een nietig bedehuis” te openen, kwamen de mensen daar weer samen. Met hulp van de Balgoyse adel werd er zelfs in 1711 een nieuwe schuurkerk gebouwd. Omdat de Balgoyse mensen hun katholieke geloof trouw bleven, kunnen in doop-, trouw- en begraafboeken (DTB-boeken) gegevens over de Balgoyse families worden teruggezocht (zoals bijvoorbeeld de doop van Elisabeth van Florestein Paulussen in 1738). Vanaf ongeveer 1810 kunnen ook akten van de burgerlijke stand, bevolkingsregister en kadaster worden gebruikt en kunnen we Balgoyse families verbinden met Florensteijn. Er zijn vele typische Balgoyse families die met Florensteijn geassocieerd kunnen worden, bijvoorbeeld Arts, van Haren, Sengers, van Eldonk, Kersten, de Bruijn, Jans en Berben.

Bevolkingregister Balgoy 1860-1890. Jacobus van Haren woont met z’n gezin in Wijk A nr. 30, Florenstein.
Jacobus (Jacob) van Haren 1816-1900

Na Elisabeth van Florenstein Paulussen en Petrus Jacobs van Haren, woont zoon Frans (Franciscus) met echtgenote Maria Geerds op Florenstein. Zij krijgen acht kinderen, waarvan Jacobus (Jacob) van Haren, die in 1851 met Theodora van Eldonk trouwt, op Florenstein blijft wonen (Zie bevolkingsregister hierboven). In het kadaster, dat in de eerste helft van de negentiende eeuw wordt ingevoerd, is Florenstein te vinden in Balgoy, sectie A nummer 142 en staat het op naam van de erven Jacob(s) van Haren, landbouwer te Balgoij (2190 m2 huis en erf). Jacobus van Haren en Theodora van Eldonk krijgen tenminste zes kinderen. Het oudste kind, dochter Maria, wordt op 3 maart 1852 geboren. Zij trouwt in 1874 met Peter Gerrit de Bruijn en het echtpaar gaat daarna in Nederasselt wonen (zie bevolkingsregister 1860 – 1890, blad 19). In 1875 overlijdt Theodora van Eldonk en in 1880 komen Peter Gerrit de Bruijn en Maria inwonen bij Jacobus in Balgoy (zie bevolkingsregister 1890-1923, blad 23). In 1890 overlijdt Maria; ze is dan pas 38 jaar.

Detail van notariële akte uit 1892 van notaris Th.F.A. Hekking uit Nijmegen, waaruit blijkt dat Peter Gerrit de Bruijn o.a. huis Florensteijn (sectie A nummer 594 (was 142)) erft.

Als Peter Gerrit de Bruijn Floresteijn erft van de erven van Jacobs van Haren, waaronder zijn vrouw Maria, wordt de boerderij deels gesloopt en vernieuwd kan uit het kadaster worden opgemaakt (Balgoy, leggerartikel 849, dienstjaar 1895). In 1896, hij is dan pas 46 jaar oud, overlijdt Peter Gerrit de Bruijn. Zijn oudste zoon Leonardus Gerardus, die dan net 21 jaar is, wordt eigenaar, gezinshoofd van Florensteijn volgens kadaster en bevolkingsregister.

Kadastraal leggerartikel 849, Balgoy. In dienstjaar 1895 vindt gedeeltelijke sloping, stichting en scheiding plaats van Florensteijn en in dienstjaar 1898 wordt Peter Gerrit de Bruijn vervangen door Leonardus Gerardus.
Bevolkingsregister Balgoy 1890 – 1923, blad 23. De samenstelling van de bewoners van Florensteijn verandert continue in deze periode.

Op 24 april 1906 trouwt dochter Maria Petronella met de administrateur Petrus Johannes Berben (Bevolkingsregister Balgoy 1890 – 1923, blad 9). Op 25 april 1911 trouwt Leonardus Gerardus met Wilhelmina Maria Klaassen en het echtpaar verhuist naar Wijchen. Twee jaar later trouwt zijn broer Petrus Johannes de Bruijn, die nog op Florensteijn woont, met Jacomina Antonia Burgers. Zij worden de nieuwe hoofdbewoners van Florensteijn, maar verhuizen in 1919 naar Escharen (Bevolkingregister Balgoy 1890-1923, blad 18). Daarna wordt eerder genoemde Petrus Johannes (Piet) Berben de hoofdbewoner, eigenaar van Florensteijn. Zoon Franciscus Johannes Marinus (Frans) Berben, die trouwt met Maria Johanna Francisca (Marie) Broekman, neemt het bedrijf begin jaren vijfig van de vorige eeuw over en diens zonen Pieter en Paul zijn nog elke dag actief bezig op het fruitbedrijf.

Bijna 300 jaar nalatenschap van Elisabeth Paulussen van Florenstein.
Familie Berben met achtergrond de kerk, vlnr: Piet, Marie, Tilly, Frans, opa Piet, Joke, oma Maria de Bruijn, Wim, Cis, Jan, Thé en Nelly (bron: Geleefd Verleden van Ries van Haren).

Het Rijke Roomsche Leven in Balgoy – Levend Erfgoed op Open Monumentendag

Zondag 10 september is het niet alleen Balgoyse kermis, maar staat Balgoy ook in het teken van Open Monumentendag, en dit jaar draait alles om het prachtige thema van Levend Erfgoed. Wat bedoelen we hiermee? Wel, Levend Erfgoed omvat de kostbare culturele gebruiken en tradities die van generatie op generatie worden doorgegeven. Het zijn die waardevolle stukjes erfgoed die mensen van huis uit hebben meegekregen, eigen hebben gemaakt en met liefde doorgeven aan de volgende generaties.

R.K. kerk Balgoy met pastorie

In Balgoy wordt momenteel nagedacht over de toekomst van de H. Johannes de Doperkerk. Deze gelegenheid heeft de heemkundekring Pagus Balgoye aangegrepen om hier extra aandacht aan te schenken. Dat gebeurt middels een expositie in de Oude Toren met onder andere beeld- en geluidsfragmenten over de Balgoyse kerk. Ook de oude toren zelf kan dan bezichtigd worden.

Het Nederlandse religieuze erfgoed is werkelijk schitterend en kan rekenen op de warme waardering van een breed publiek. Monumentale kerken, kloosters en hun prachtige interieurs worden gekoesterd door zowel jong als oud, of men nu zelf actief kerkganger is of niet. Maar helaas staat dit erfgoed onder druk door het afnemende aantal religieuzen, waardoor veel kerken hun deuren sluiten, een nieuwe bestemming zoeken, of zelfs het gevaar van sloop dreigt.

Het interieur van het in 1852 gebouwde schip van de oude St. Janskerk in Balgoy, waarvan nu alleen de Oude Toren nog over is.

Het kerkgebouw zelf is misschien geen ‘levend erfgoed,’ maar het ‘Rijke Roomsche Leven’ dat het vertegenwoordigt, is dat zeker wel. Het mag dan wel een tijdperk uit het verleden zijn, maar bij talloze vijftigplussers, vooral in het katholieke zuiden van ons land, leeft de herinnering aan die tijd nog steeds. Mensen die deze periode bewust of onbewust hebben meegemaakt, spreken erover in nostalgische bewoordingen. Hun kinderen en kleinkinderen willen meer weten. Wat betekende dat precies, dat ‘Rijke Roomsche Leven’?

Sacramentsprocessie bij kerk Balgoy, voor 1935, vlnr: Piet Schamp, achter de baldacijn The Verhoeven, Wim Schamp, Piet Berben, Koos Arts, Jan Arts (Keent), Grad Berben, Koos Kersten en Willem Arts

In vrijwel elke familie had je wel een ‘Heeroom’ of een ‘tante non.’ En hoe werd je priester? Dat gebeurde door een roeping. Tijdens het tijdperk van het ‘Rijke Roomsche Leven’ waren er talloze priesterroepingen. De priesterwijding was een groots en feestelijk gebeuren, niet alleen voor de familie maar voor de hele parochie. De pastoor leidde niet alleen de parochie maar was eigenlijk betrokken bij elk aspect van het menselijk leven. Geboorte, opgroeien, trouwen, rusten, ziekte, sterven – elk moment van het menselijk leven werd begeleid door de kerk.

Eerste H. Communie in Balgoy (1960). Van links naar rechts: Theo van Beuningen, Bernard van Teeffelen, Jan de Valk, Christien Rossen, Annemarie v.d. Boogaard, Nellie van Haren, Riky Banken, Antoon Berben, Gerard Hammen, Jan Berben. Daarachter: Pastoor Remy en juffrouw Lia Verhoeven.

Alle kinderen deden de Eerste Heilige Communie. De voorbereiding vond plaats op school en in Balgoy kwam de pastoor of de kapelaan naar de klas, of de kinderen trokken naar de kerk. De kleintjes leerden netjes zitten in de kerkbank, maakten zich vertrouwd met het biechten en de handelingen tijdens de mis. De viering van de Eerste Heilige Communie was een prachtige, feestelijke dag voor de kinderen en hun families, en het hele dorp deelde in die vreugde.

Een ander voorbeeld van het ‘Rijke Roomsche Leven’ is de H. Mis met drie Heren, een Hoogmis bij speciale gelegenheden. Een voorbeeld is de H. Mis vanwege het 50-jarig huwelijksfeest van de opa en oma van mijn echtgenote in 1960. Piet Jans, geboren in Escharen, vader van Harry Jans en opa van Ans Jans (mijn echtgenote) trouwde in 1910 met de Balgoyse Hanna Kersten. Ze gingen daarna in het ouderlijk huis van Hanna Kersten wonen in Balgoy. In 1960 waren ze dus 50 jaar getrouwd en dat werd vanzelfsprekend ook in de kerk gevierd. Pastoor Remy, in 1958 als pastoor benoemd in Balgoy, deed toen samen met twee zonen van Albert Jans uit Velp (N.Br.) de mis. Albert was een broer van Piet Jans. De twee zonen waren Antonius Henricus “pater Alardus” Jans, geboren 27.10.1908 in Velp (N.Br.), overleden 2.2.1985 in Nijmegen en Petrus Antonius “pater Severinus” Jans, geboren 4.10.1913 in Velp (N.Br.), overleden 7.8.2009 in Tilburg. Severinus was petekind van Piet Jans.

Familie Jans loopt het kerkpad op naar de H. Johannes de Doperkerk in Balgoy vanwege het 50-jarig huwelijksfeest van Piet Jans en Hanna Kersten, de oudste zoon Harrie Jans voorop, met echtgenote Truus van Overbeek en de kinderen Piet en Tonnie.
Het diamanten bruidspaar Piet Jans en Hanna Kersten gaan de kerk binnen. De bruidsmeisjes zijn de kleinkinderen.
In de Balgoyse kerk, van links naar rechts op de rug gezien: pater Severinus Jans, pater Alardus Jans en pastoor Remy. Pater Severinus is de hoofdselebrant en draagt een kazuifel. Pater Alardus en pastoor Remy dragen een dalmatiek. Daarachter geknield het diamanten huwelijkspaar Piet Jans en Hanna Kersten.

Een kazuifel behoort tot de gewaden die worden gebruikt in de katholieke eredienst. Het is het priesterlijk bovengewaad, dat is voorgeschreven voor de hoofdcelebrant van een eucharistieviering. Priesters en bisschoppen dragen onder hun kazuifel een albe en een stool, manipel en cingel. Vanaf de negende eeuw wordt het kazuifel niet meer door alle clerici gedragen. De subdiakens dragen voortaan een tunica en de diakens een dalmatiek. Beide gewaden onderscheiden zich van het mouwloze kazuifel door mouwen. Ook als meerdere priesters in een H. Mis voorgaan, zal in principe alleen de hoofdcelebrant een kazuifel dragen.

Kazuifel (afb. links) en twee dalmatieken (afb. rechts), die gedragen werden tijdens de H. Mis met drie Heren in 1960. Goudbrokaat; ca. I800. Nog steeds aanwezig in de Balgoyse kerk en ter gelegenheid van Open Monumentendag te bezichtigen in de Oude Toren. Met acanthusranken en rozen in zilverdraad; op rugzijde kazuifel Lam Gods op boek, in zilverdraad en rood fluweel. (Bron: A.G. Schulte, De Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte. 1982)
Pater Severinus met kazuifel (links) en pater Alardus met dalmatiek (rechts).
Het diamanten bruidspaar met familie na afloop van de H. Mis bij de ingang van de H. Johannes de Doperkerk in Balgoy.

De expositie vond plaats in de Oude Toren, die na een grondige restauratie sinds 2000 het visitekaartje is van heemkundekring Pagus Balgoye en nu regelmatig wordt gebruikt voor exposities, zeker na de aanpassingen achter de toren vorig jaar. Een keer per jaar op de feestdag van Johannes de Doper wordt er een openluchtviering gehouden.

Openluchtviering op 25 juni 2023, een mooi voorbeeld van levend erfgoed.
De Oude Toren is wat nu nog resteert van de oude kerk in waterstaatsstijl van 1852.

De expositie laat een een stukje zien van het Balgoyse ‘Levend Erfgoed,’ dat we koesteren en delen met de wereld. Het herinnert ons aan een tijdperk dat mag zijn verdwenen, maar nooit zal worden vergeten. Het ‘Rijke Roomsche Leven’ is een deel van onze geschiedenis en identiteit, en het blijft levendig door de verhalen van degenen die het hebben beleefd. Op Open Monumentendag in Balgoy vieren we niet alleen het verleden, maar ook het Levend Erfgoed dat ons verbindt met onze roots en ons erfgoed in stand houdt voor toekomstige generaties.

Een vraag van de overkant van de Maas: Heeft er een familie Stevens in Keent gewoond?

Vorige week ontving ik een e-mail van Henk Swinkels uit Keent, die een vraag kreeg van Ria Stevens (meisjesnaam), een onbekende voor hem. Ze was op zoek naar informatie of er begin vorige eeuw een familie Stevens in Keent had gewoond, mogelijk in verband met een huis aan de Veldweg in Balgoy of de Hoogveldsestraat in Keent, dat dateerde uit 1914, 1925 en de jaren 30. Henk vroeg mij of ik haar vraag kon beantwoorden.

Uitzicht vanaf de dijk aan de Veldsestraat in Balgoy. Aan de overkant van de Maas ligt Keent en de Hoogveldsestraat.

Met de Veldweg die Ria noemt, zal ze wel de huidige Veldsestraat in Balgoy bedoelen, die in het verlengde van de Hoogveldsestraat ligt. In de eerste helft van de vorige eeuw, voor de maaskanalisatie dus, was dat een lange weg die Balgoy en Keent met elkaar verbond.

Pet de smid en Lieneke Arts

Denkend aan Keent en de Hoogveldsestraat herinnerde ik me een verhaal van Ries van Haren over Pet de smid en Lieneke Arts, dat ook is opgenomen in zijn boek “Geleefd Verleden” op bladzijde 133. Daarin staat ook een mooie beschrijving, een typisch Ries van Haren gedicht. Pet de smid, wiens volledige naam Petrus (Piet, Pet) Stevens was, werd geboren in Keent. Hij trouwde op 19 september 1891 met Helena (Lieneke) Arts in Balgoy en ze gingen in oktober van dat jaar wonen in het Keentse Hoogveld volgens het Bevolkingsregister van Overasselt (Nederasselt) 1880-1900.

Bevolkingsregister van Overasselt 1880-1900

Daar zijn ze blijven wonen met hun kinderen, zoals blijkt uit het bevolkingsregister van Overasselt 1923-1930. Pet’s beroep smid is ook vermeld in het bevolkingsregister.

Bevolkingsregister van Overasselt 1923-1930
Kadastraal leggerartikel waarin huis, tuin en erf van Piet Stevens staan beschreven

Met behulp van de gegevens uit het bevolkingsregister, aangevuld met enkele aktes van de Burgerlijke Stand is snel een korte stamboom gemaakt, die laat zien dat Pet de smid, zijn vader Jan en diens vader Petrus allemaal in Keent woonden, wat hen echte Keentse mensen maakte. Het kadaster bevestigde dat Petrus Stevens, Jzn, de eigenaar was van het huis, erf en tuin gelegen aan de Hoogveldsestraat, zoals vastgelegd in Nederasselt sectie C nummer 818 en 819. Het huis werd verkocht in kadastraal dienstjaar 1935 (1934), waarschijnlijk na het overlijden van Lieneke in 1930, terwijl Petrus zelf in 1937 overleed in Grave, volgens de overlijdensakte van de Burgerlijke Stand.

Korte stamboom van Petrus Stevens
Oude kadastrale kaart met de huisnummers volgens het bevolkingsregister 1923-1930

Op een oude kadastrale kaart van begin 20e eeuw, waarop de toenmalige huisnummering is aangegeven, is te zien dat het huis met adres B147 stond op de hoek van de Hoogveldsche Straat en het Mertste Straatje en in het boek van Ries van Haren staat ook nog een foto van het huis.

Woonhuis en smederij van Pet de smid in Keent.

Hoe de omgeving er nu uitziet weet ik niet precies, maar als ik op perceelloep.nl kijk is het toenmalige huis van Pet de smid niet ver van Henk Swinkels vandaan en zal hij dat wel weten.

Huidige situatie in de Hoogveldsestraat

De Vierdaagse stop bij Teun en Jeanne: Een verhaal van Balgoyse soep, gastvrijheid en gemeenschap

In de jaren dertig van de vorige eeuw werd er in de Hoeveweg tegenover de kerk een nieuw café, winkel en bakkerij gebouwd door de familie De Valk. Die hadden tot dan een café aan de Hoogveldsestraat tussen Balgoy en Keent, maar dat moest wijken voor de rechtgetrokken Maas. Café De Valk aan de Hoeveweg kreeg de naam van Haren toen Teun en Jeanne van Harens er in 1981 introkken. Niet meteen. Aanvankelijk hielden ze de kroegnaam De Valk in ere. Maar toen hun dochter werd aangesproken met Hanneke de Valk, besloten zij het café te herdopen tot Van Haren.

Langs de Vierdaagse route met koffie, soep en broodjes (Bron: Werner Peters)

Dat betekent ook dat Jeanne veertig jaar aan de Vierdaags route stond met grote pannen zelfgemaakte soep en broodjes. In 1982 begon ze er mee. Toen nog vanuit het dorpscafé. Het café werd al snel een vaste rustplaats voor veel wandelaars tijdens de Dag van Wijchen. Jeanne, een geboren gastvrouw, serveerde niet alleen koffie en frisdrank, maar haar zelfgemaakte hartige tomatensoep en smaakvolle groentesoep werden al snel de ster van het café.

“De soep van Sjan” (De Gelderlander 9 juli 2017).

In 2012 sloot het café in Balgoy voorgoed zijn deuren. De Balgoyse mensen vonden dat vanzelfsprekend heel erg, want het café was een belangrijk onderdeel van de gemeenschap. Het pand werd verkocht en kreeg een andere bestemming. Teun en Jeanne bleven naast het pand wonen en wilden de vierdaagse-activiteiten in Balgoy niet verloren laten gaan. Ze zetten een tent op bij hun woonhuis en maakten een keuken onder hun carport. Ze haalden de stoeltjes van het café uit de opslag en draaiden weer gehaktballen. De soep leek nooit weggeweest. Het werd een groot succes! Het werd drukker dan ooit. Het werd een dorpsfeest, waar iedereen aan meedeed. De Balgoyse mensen stonden langs de route te juichen en te klappen voor de wandelaars en voor Teun, die ging doen waar ie goed in was, muziek maken.

Teun en zijn muzikanten, die er in Balgoys Vierdaagse feest van maakte tegenover de plek waar Jeanne stond met de soep (Bron: Werner Peters).

Teun en Jeanne genoten van al die blije gezichten en dankbare reacties. Ze maakten vrienden voor het leven met sommige wandelaars, die elk jaar weer terugkwamen. Maar helaas, zoals het spreekwoord zegt, komt aan alle goede dingen een einde. Begin dit jaar maakte Jeanne bekend dat ze zou stoppen met de Vierdaagse stop en in de Gelderlander van dinsdag 18 juli vertelt ze nog een keer haar verhaal. Afgelopen week was er dus geen rustplaats meer voor haar deur. Een einde van een tijdperk en dat betekent ongetwijfeld toch even slikken voor degenen die haar gastvrijheid, warme soep en genegenheid zullen moeten gaan missen. Het was stil in de Hoeveweg.

Natuurlijk ging de Vierdaagse gewoon door, ook in de Hoeveweg (Bron: Werner Peters).

De Vierdaagse van Nijmegen blijft natuurlijk, maar zal een unieke plek moeten missen. Teun en Jeanne waren meer dan alleen soepverkopers. Ze waren ook gastheer en gastvrouw. Ze verwelkomden de wandelaars en zorgden ervoor dat ze zich thuis voelden. Ze spraken met de wandelaars over hun ervaringen en vertelden hun eigen verhalen. Het was altijd gezellig bij Teun en Jeanne, typische Balgoyse gemeenschapszin. De wandelaars zullen Teun en Jeanne en hun soep nooit vergeten. Ze hebben een stukje geschiedenis geschreven in Balgoy. En echt stoppen? Ik kwam Teun weer tegen bij de rustplaats aan de Balgoyse weg, met zijn band “Moizat” en ze bliezen er lustig op los. Muziek maken zit ‘m in het bloed en hoe moet je dat nou stoppen….

“Moizat” met Teun bij de rustplaats aan de Balgoyse weg.