
Afgelopen vrijdag 6 augustus werd in Keent een infobord geplaatst op de plek waar tot 1938 molen “de Hoop” stond. Een belangrijke plek, niet alleen voor de inwoners van Keent, maar ook voor de Balgoyse mensen, want de molen maalde voor de boeren uit Keent en Balgoy. Balgoy en Keent waren, tot de maaskanalisatie eind jaren dertig een feit was, fysiek met elkaar verbonden en vormden tot 1923 zelfs een gemeente, de gemeente Balgoy en Keent. Het is belangrijk om de verbinding tussen de twee kernen te koesteren en de verhalen uit die tijd te bewaren, want veel families hebben op deze plek geleefd en gewerkt. Keentse en Balgoyse families zijn met elkaar verweven en velen zijn na de maaskanalisatie uiteindelijk in Balgoy gaan wonen. De Molenweg verbond Keent en Balgoy (nu de Oude Maasweg in Keent en de Hoeveweg in Balgoy met de Maas ertussen).

Balgoy en Keent waren al vanaf de middeleeuwen verbonden met elkaar, ingesloten aan een kant door de Maas en aan de andere kant door een moerasgebied. Sinds die tijd vormden Balgoy en Keent één heerlijkheid. Ooit was die in handen van het kapittel van Sint-Jan in Utrecht. Of de middeleeuwse kapittelheren de dorpen ook aan een molen hebben geholpen, weten we niet zeker. De aller vroegste vermelding van een molen in Keent en Balgoy is een regest van de stad Arnhem dat dateert uit 1550 en waarin staat dat de molen toebehoorde aan de heer van Balgoy en de heilige kerk te Balgoy (Gelders archief, 2003 ORA Arnhem, Inventarisnummer 394).

Rond 1630 werd de molen afgebeeld door Willem Janszoon Blaeu op een kaart van het rivierengebied: als een standerdmolen. Op het infobord kunnen we lezen dat die in 1639 eigendom was van Jan Adriaenszoon Mulder en Jaerxken Hermansdochter. Blijkens zijn achternaam zal Jan ook wel de molenaar zijn geweest. En in 1715 waren Henrick Heijnen en Johanna Richters de eigenaars van de “wintmolen met annexe huijs, hof en boomgaerd, groot ongeveer een en halven mergen”.

Op het infobord is verder te lezen dat ook in de 19e eeuw de molen volop in bedrijf was. Balgoy had daar belang bij, dus werd in 1852 de weg naar de molen verhoogd voor een optimale bereikbaarheid. Overigens was in die tijd Keent groter dan Balgoy: in 1840 telde Keent 40 huizen met 235 inwoners en Balgoy slechts 29 met 171 inwoners.
In september 1867 gebeurde er een bizar ongeluk in de Keentse molen. Vóór dag en dauw waren twee jonge vrouwen op weg om koeien te melken. Bij de molen zagen zij een kruiwagen staan. Die wilden ze verstoppen. Raar idee? Niet als het kort voor Keentse kermis is. In een aantal (landelijke) kranten van toen werd beschreven wat er toen gebeurd is, bijvoorbeeld de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 16 september 1867:

Het jonge meisje dat verongelukt is, was naar alle waarschijnlijkheid de 28-jarige Theodora Maria Peters, dochter van Peter Peters en Gijsberdina Willems, die op 13 september 1867 overleed om 5 uur ’s morgens (Overlijdensakte BS van de gemeente Balgoy en Keent).

Na een brand in 1908 werd de molen weer opgeknapt. Nadien was Lambertus Broeren molenaar. In de tijd dat Broeren molenaar was, werd de straatnaam Molenweg veranderd in Hoeveweg; aan de Balgoyse kant van de Maas is de straatnaam tot aan de kerk nog steeds Hoeveweg. Voor boeren in Keent maalde Broeren roggemeel dat werd gebruikt als varkensvoer. En bakkers in de omgeving namen zijn tarwemeel af. Arno van Zwam vertelt op de website van het BHIC dat zijn opa Jan van Zwam met zijn grote gezin naast de molen van Broeren en de molenwiel woonde. De boerderij van opa bezat een bakhuisje; hij bakte daar voor de kern Keent en iets verder het brood af zoals nu in de supermarkt gebeurd. Het geknede deeg werd in bussen door de boer aangeleverd en opa kneedde er nog een beetje aan voordat hij het in het bakhuis afbakte. Het vuur stookte hij met snoeihout van de meidoornhagen die nog steeds in Keent te zien zijn.

De maaskanalisatie maakte een eind aan de nauwe relatie tussen Balgoy en Keent, maar ook aan de bestaansmogelijkheid van een molenaar in Keent. Op 24 november 1938 werd de molen publiek bij inschrijving verkocht, voor afbraak. Voor 105,50 gulden mochten de drie hoogste bieders, afkomstig uit Elst en Bemmel, hem slopen. Volgens de krant De Gelderlander zouden “vele pogingen zijn gedaan om de molen te behouden; zulks bleek echter niet mogelijk.”

En het Algemeen Handelsblad van 15 december 1938 verzucht: “De molen was een sieraad voor de streek en de verdwijning beteekent dan ook een gevoelig verlies.”

Leuk dit artikel.
Wij, broers en zussen van Haren, hebben op 10 juli 2021 tijdens de molenrit ter nagedachtenis aan onze overgrootvader, Gerardus van Haren, op dezelfde plaats op de dijk de molen in Keent uitgebeeld. Nu het infobord.
Gerardus van Haren, geboren op 16 december 1843 in Neerloon was de zoon van Gerardus van Haren. Verder de kleinzoon van Sigisbertus , de achterkleinzoon van Laurentius en de achter-achterkleinzoon van Henricus van Haren, allen geboren in Keent. In 1864 gaat hij inwonen bij zijn tante Johanna en zijn oom Jacobus van Kampen in Wijk B (Keent) No 13 aan de Kapel???straat (heeft iemand nog de omnummeringslijst van Balgoij?) Jacobus is arbeider.
In het verlengde van de straat, aan de Hoevestraat in Keent (Wijk B No 2), stond de molen van Wilhelmus Willems. Willem Willems was de weduwnaar van de in 1844 op 46 jarige leeftijd overleden zus van Johanna, Helena van Haren. Willem is in 1874 overleden en Johannes, zijn zoon, volgende hem op.
Heeft Gerardus van Haren in de molen in Keent als leerling gewerkt? Hij moet iemand hebben gehad die voor hem pleitte. Want hij werd daarna molenaarsknecht in vervolgens Nijmegen, Wijchen, Uden, Berghem en Megen. In 1873 trouwt hij in Megen en het jaar daarop koopt hij de molen in Herpen en daarna in Wamel. Na Wamel gaat hij weer, maar nu als molenaar, in Wijchen werken. Vervolgens verhuisd hij naar Nijmegen en overlijdt daar.
Ja, ik ben, via Sigisbertus van Haren, familie van Ries van Haren.
LikeLike