In Balgoy voel ik me thuis

Milleniumfoto Balgoy (Foto: Berry van Haren)

Bijna twee jaren geleden verhuisden Ans en ik (tijdelijk) naar Wijchen-Zuid, zodat onze dochter Anneke met haar gezin in Balgoy kon komen wonen. Toch blijft Balgoy mijn Balgoy. Hoe komt het dat je zo thuis kunt zijn in een dorp als Balgoy? Die vraag heb ik me de afgelopen veertig jaar regelmatig gesteld en hield me ook afgelopen week bezig in de aanloop naar carnaval in het Moasland. Het zijn niet de gebouwen, de geschiedenis die je opduikt in een archief en ook niet per see een activiteit zoals carnaval, een Allerzielen herdenkingsviering, een concert van de harmonie of de gezelligheid op het voetbalveld van Diosa. De ontmoeting met, de herinnering aan en het praten over mensen die leven of geleefd hebben in het dorp maken dat je deel uit gaat maken van de leefgemeenschap, dat je meeleeft en je er thuis gaat voelen.

Mijn opa en oma, Piet van Erp en Lena van Tuijl, voor hun kruidenierswinkeltje in de kerkstraat te Geffen in augustus 1959.

Wat heeft mijn interesse in mensen en hun verhalen opgewekt? Het was het buurten dat ik leerde toen ik als klein kind bij mijn opa en oma op bezoek was, later tijdens familiefeestjes of als er duivenmelkers bij ons thuis kwamen. Altijd werden er verhalen verteld, verhalen over mensen uit het heden en verleden van het dorp.

Ries van Haren (1938 – 2019), met Landleven tussen de dijken (foto: de Gelderlander 2007)

De verhalen van Ries van Haren over “zijn Keent” zitten nog vers in ons geheugen. Het zijn de verhalen van Ries die ons nog steeds verbinden met de mensen, die leven en leefden in het buurtschap Keent dat eind dertiger jaren van de vorige eeuw van Balgoy werd afgesneden door de maaskanalisatie. Tot 1 mei 1923 vormden de buurtschappen Balgoy en Keent de gemeente Balgoy. In 1923 werd de gemeente ingedeeld bij Overasselt. Keent werd in 1958 definitief ingedeeld bij het Brabantse Ravenstein en is nu gemeente Oss. Ries hield de verbinding van Balgoy en Keent levend in zijn gedichten:

De scheiding van Ballegoij en Keent (1932 – 1938)
Scheppen, graven, alle dagen, weken, maanden, jaren
Op de grens van Keent en Balgoij, noodzakelijk kwaad maar echt niet mooi
Zandzuigers en baggermolens die gingen het verder uitdiepen
Er kwam een nieuwe Maas, waar eerst de mensen en dieren liepen
Families gescheiden door water en dijken
Van school en kerk en dode lijken
Keentse mensen, allemaal om- en/of uitgekocht
Hebben nog gauw in Balgoij of elders ruimte gezocht
Opnieuw beginnen en herinneren
Hoe mooi het vroeger was met die boerderijtjes aan de Keentse dijk
Markttuinders, zelfvoorzienend, eigen cultuur, hooigras,
Maar toch in armoede rijk
(Bron: Balgoijse Minse – Een eeuw Balgoijse sfeer tussen de Loswal en de Bremdenmeer, 1999)

Ook de oudere geschiedenis van het dorp geeft het dorp zijn eigenheid. De eerste kerk in Balgoy werd gebouwd in het jaar 960, zo staat in het Registrum Memorial van de Johannes de Doperkerk. Waar deze stond en hoe die kerk er uit zag is niet bekend (Bron: 75 jaar: Kerkkroniek Balgoy (1989) Wim Verhoeven). Een Registrum Memorial is een aantekenboek waarin chronologisch lopende zaken vermeldt worden. Volgens bisschoppelijk voorschrift diende het door elke pastoor te worden bijgehouden, zodat de opvolger zich goed kon informeren over de geschiedenis en over het financieel reilen en zeilen van zijn nieuwe standplaats. Van deze plicht heeft de ene pastoor zich nauwgezetter gekweten dan de andere en in het aantekenboek is zeker niet de complete geschiedenis van de kerk terug te lezen. Zeker is wel dat de kerk een belangrijke factor is geweest voor de verbondenheid van de Balgoyse leefgemeenschap.

Halverwege de 18e werd door Bulthuis een kopergravure gemaakt van “het dorp Balgoyen” met de toenmalige kerk. De ets, die ook nog eens “oud” is ingekleurd, hangt in onze keuken.

Een voorbeeld is dat de Balgoyse kerk in 1609 door de gereformeerden in bezit werd genomen. Tot 1672 gingen de Katholieken in Ravenstein en Velp bij Grave naar de kerk, daarna voornamelijk naar Wijchen, totdat in 1693 in Balgoy een schuurkerk werd geopend. De eerste schuurkerk werd in 1715 door een nieuwe vervangen in wat nu de Veldsestraat is. De parochie omvatte toen behalve Balgoy en Keent ook half Nederasselt en “twee hoeven op de Weggelaar onder Wijchen”. De schuurkerk werd gebouwd op grond, die de kasteelvrouw, Everdina geboren gravin van Weede, prinses van Anholt en Vrijvrouwe van Balgoij en Keent, daarvoor ter beschikking stelde. Zij legde op 15 juli 1715 de eerste steen. Verder droeg zij tot de bouw bij door een deel van het oude kasteel te laten afbreken en de stenen ten behoeve van het te bouwen “kerkehuis” te schenken. De gemeente Balgoy en Keent droeg f 700, – bij, de grond kostte f 35. Voor de verder benodigde penningen zorgde Maximilianus Snel, broer van de pastoor Eustachius Snel. De paters Capucijnen uit Velp bedienden de statie gedurende een groot deel van de 18de eeuw (Bron: Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte (1982) A.G. Schulte). Dat de mensen weer samen konden komen in hun eigen (schuur)kerk verbond ze en gaf ze dat saamhorigheidsgevoel dat we nu nog zien. Ik denk dat in die periode ook de basis is gelegd voor een leefgemeenschap groter dan de geografische grenzen van het dorp.

In Balgoy, de leefgemeenschap zoals hierboven beschreven, voel ik me thuis, zo simpel is het. Daarom ook mijn interesse in zijn geschiedenis en de “Heemkunde”. Het woord(deel) heem is een Oudnederlands woord en kent twee betekenissen: 1) Woning, huis, hoeve en 2) Woonplaats, woongebied, dorp, buurtschap. “Heem” is verwant aan het Engelse home en het Duitse Heim(at), maar wij hebben in onze taal “Heem” vervangen door het woord “thuis”. Dus mijn interesse in de Balgoyse geschiedenis heeft dus vooral te maken met het feit dat ik me er thuis voel en er oud wil worden. Dat wist ik al 15 jaar geleden met de carnaval in 2007, zoals te zien in onderstaande foto.

Op zoek naar een bejaardehuisje in Balgoy. carnaval 2007

Geschiedenis van de andere kant van Balgoy

Kleinkinderen Casper 6 jaar (links) en Thomas 8 jaar op de veerpontsteen in Keent.

De titel van deze blog zijn woorden van mijn 6 jarige kleinzoon Casper toen ik zei dat ik wel een verhaaltje schrijven wilde over onze wandeling door Keent. Het was vandaag 12 augustus dat Thomas en Casper de derde etappe liepen, samen met opa en oma, van de avond4daagse 2021. Na Wijchen en Grave was nu Keent aan de beurt (de laatste dag is gereserveerd voor Balgoy). Ik mocht het doel van de derde dag kiezen en had uitgelegd dat vroeger Balgoy en Keent bij elkaar hoorden en samen een gemeente waren. Verder had ik verteld dat er in Keent een molen had gestaan en dat die er was geweest voor de Keentse en Balgoyse mensen. Toen de Maas eind jaren dertig van de vorige eeuw werd gekanaliseerd en precies tussen Balgoy en Keent kwam te liggen, betekende dat het einde van de molen. Op 6 augustus werd een nieuw informatiebord onthuld en dat wilde ik graag zien.

Er lopen kuddes met runderen rond in het natuurgebied bij Keent.
En ook grote groepen wilde paarden.

De laatste decennia is de oude rivierbedding van de Maas weer voor een deel uitgegraven en aangesloten op de rivier. Daarmee is een verlaging van de waterstand op de Maas gerealiseerd. Dit vergroot de veiligheid voor bewoners achter de dijken. Tegelijkertijd is een mooi natuurgebied ontstaan. Om het gebied open te houden, zodat maximaal water kan worden opgevangen bij hoogwater, lopen er op Keent kuddes rond van grote grazers, paarden en runderen, die het gebied open houden door het grazen. De kerktoren van Balgoy aan de overkant van de rivier is goed te zien. De postbode vertelde aan Thomas en Casper dat het wel een mooi natuurgebied is geworden in Keent, maar dat hij het niet meer zo druk heeft, omdat er nog maar zo’n vijftien huizen staan.

Op de achtergrond de H. Johannes de Doperkerk in Balgoy.

Behalve de hele mooie natuur mag een stukje historie natuurlijk niet ontbreken. Het verhaal van de kapel van Keent en het verhaal over de Keentse kermis en café Kersten.

Het infobord over de Sint Antoniuskapel in Keent.
Onderweg passeren we ook het voormalige café Kersten.

En natuurlijk zijn we de dijk opgelopen en hebben we het infobord over de Keentse molen bekeken.

Op weg naar het nieuwe infobord over de molen.
Doel van de derde etappe van de avond4daagse 2021: het infobord over molen “De Hoop”.

Infobord op plek waar molen “de Hoop” in Keent heeft gestaan

infobord over molen “de Hoop” in Keent (Bron: Henk Buijks)

Afgelopen vrijdag 6 augustus werd in Keent een infobord geplaatst op de plek waar tot 1938 molen “de Hoop” stond. Een belangrijke plek, niet alleen voor de inwoners van Keent, maar ook voor de Balgoyse mensen, want de molen maalde voor de boeren uit Keent en Balgoy. Balgoy en Keent waren, tot de maaskanalisatie eind jaren dertig een feit was, fysiek met elkaar verbonden en vormden tot 1923 zelfs een gemeente, de gemeente Balgoy en Keent. Het is belangrijk om de verbinding tussen de twee kernen te koesteren en de verhalen uit die tijd te bewaren, want veel families hebben op deze plek geleefd en gewerkt. Keentse en Balgoyse families zijn met elkaar verweven en velen zijn na de maaskanalisatie uiteindelijk in Balgoy gaan wonen. De Molenweg verbond Keent en Balgoy (nu de Oude Maasweg in Keent en de Hoeveweg in Balgoy met de Maas ertussen).

Links Harrie Jans (overleden in 2011) en rechts Frans Berben (overleden in 2017) in Keent: waar stond toch die molen? Twee “echte” Balgoyse mensen wijzen naar de plek waar de molen heeft gestaan tijdens een rondwandeling in Keent in 2007 van heemkundekring Pagus Balgoye (Bron: Piet van Erp)

Balgoy en Keent waren al vanaf de middeleeuwen verbonden met elkaar, ingesloten aan een kant door de Maas en aan de andere kant door een moerasgebied. Sinds die tijd vormden Balgoy en Keent één heerlijkheid. Ooit was die in handen van het kapittel van Sint-Jan in Utrecht. Of de middeleeuwse kapittelheren de dorpen ook aan een molen hebben geholpen, weten we niet zeker. De aller vroegste vermelding van een molen in Keent en Balgoy is een regest van de stad Arnhem dat dateert uit 1550 en waarin staat dat de molen toebehoorde aan de heer van Balgoy en de heilige kerk te Balgoy (Gelders archief, 2003 ORA Arnhem, Inventarisnummer 394).

Transcriptie: Wij, burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem, tuigen met deze open brief dat voor ons in onze tegenwoordigheid in schependom verschenen zijn Derick Putman en Beell, zijn echte huisvrouw, en hebben beloofd Johan Henrickss van Goch, wonende te goy, schadeloos te houden als van alzulke borgtocht als Johan voorzegd gedaan heeft voor Otto Janss van de windmolen, gelegen te Kendt, toebehorende de heer van Balgoy en de heilige kerk te Balgoy, alles naar vermogen en inhoud der voorwaarden van dezelve molen met alle puncten en articulen, bij de kaarse uitgelezen, waarvoor Derick Putman en Bele e.l. ter rechter waarschap gesteld en gezet hebben en mits dezen stellen en zetten hun huis en hofstede, waarin zij nu ter tijd wonen, gelegen in de Ketelstraat tussen huis en hofstede van Ffranss Hoeffsmyt op de ene zijde en huis en hofstede van Derick Pouwelss op de andere zijde; [enz.]; 

Rond 1630 werd de molen afgebeeld door Willem Janszoon Blaeu op een kaart van het rivierengebied: als een standerdmolen. Op het infobord kunnen we lezen dat die in 1639 eigendom was van Jan Adriaenszoon Mulder en Jaerxken Hermansdochter. Blijkens zijn achternaam zal Jan ook wel de molenaar zijn geweest. En in 1715 waren Henrick Heijnen en Johanna Richters de eigenaars van de “wintmolen met annexe huijs, hof en boomgaerd, groot ongeveer een en halven mergen”. 

Detail kaart van het rivierengebied met molen in Keent, Blaeu ca. 1630 (Bron: infobord molen Keent – Henk Buijks)

Op het infobord is verder te lezen dat ook in de 19e eeuw  de molen volop in bedrijf was. Balgoy had daar belang bij, dus werd in 1852 de weg naar de molen verhoogd voor een optimale bereikbaarheid. Overigens was in die tijd Keent groter dan Balgoy: in 1840 telde Keent 40 huizen met 235 inwoners en Balgoy slechts 29 met 171 inwoners.  

In september 1867 gebeurde er een bizar ongeluk in de Keentse molen. Vóór dag en dauw waren twee jonge vrouwen op weg om koeien te melken. Bij de molen zagen zij een kruiwagen staan. Die wilden ze verstoppen. Raar idee? Niet als het kort voor Keentse kermis is. In een aantal (landelijke) kranten van toen werd beschreven wat er toen gebeurd is, bijvoorbeeld de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 16 september 1867:

De Nieuwe Rotterdamsche Courant 16 september 1867

Het jonge meisje dat verongelukt is, was naar alle waarschijnlijkheid de 28-jarige Theodora Maria Peters, dochter van Peter Peters en Gijsberdina Willems, die op 13 september 1867 overleed om 5 uur ’s morgens (Overlijdensakte BS van de gemeente Balgoy en Keent).

Burgerlijke Stand Balgoy en Keent 1867

Na een brand in 1908 werd de molen weer opgeknapt. Nadien was Lambertus Broeren molenaar. In de tijd dat Broeren molenaar was, werd de straatnaam Molenweg veranderd in Hoeveweg; aan de Balgoyse kant van de Maas is de straatnaam tot aan de kerk nog steeds Hoeveweg. Voor boeren in Keent maalde Broeren roggemeel dat werd gebruikt als varkensvoer. En bakkers in de omgeving namen zijn tarwemeel af. Arno van Zwam vertelt op de website van het BHIC dat zijn opa Jan van Zwam met zijn grote gezin naast de molen van Broeren en de molenwiel woonde. De boerderij van opa bezat een bakhuisje; hij bakte daar voor de kern Keent en iets verder het brood af zoals nu in de supermarkt gebeurd. Het geknede deeg werd in bussen door de boer aangeleverd en opa kneedde er nog een beetje aan voordat hij het in het bakhuis afbakte. Het vuur stookte hij met snoeihout van de meidoornhagen die nog steeds in Keent te zien zijn.

Een oude foto van de houten standerdmolen die vroeger in Keent stond, aan een wiel bij de Uiterdijk, vlakbij bij de huidige Oude Maasweg (Bron: BHIC – foto eigen bezit Jeroen Arts)

De maaskanalisatie maakte een eind aan de nauwe relatie tussen Balgoy en Keent, maar ook aan de bestaansmogelijkheid van een molenaar in Keent. Op 24 november 1938 werd de molen publiek bij inschrijving verkocht, voor afbraak. Voor 105,50 gulden mochten de drie hoogste bieders, afkomstig uit Elst en Bemmel, hem slopen.  Volgens de krant De Gelderlander zouden “vele pogingen zijn gedaan om de molen te behouden; zulks bleek echter niet mogelijk.”

De Gelderlander 25 november 1938

En het Algemeen Handelsblad van 15 december 1938 verzucht: “De molen was een sieraad voor de streek en de verdwijning beteekent dan ook een gevoelig verlies.” 

Algemeen Dagblad 14 december 1938

Het verhaal tussen Maas en Waal

Het “Verhaal tussen Maas en Waal” is een nieuwe website, www.verhaaltussenmaasenwaal.nl, die vertelt hoe bewoners eeuwenlang geleefd hebben tussen de twee rivieren. Het water sijpelt, stroomt of klotst door alle verhalen, waarin landschap, economie en macht aan bod komen. Duik in dit Verhaal, ga af en toe kopje onder. En kom boven met een frisse blik op de kolkende geschiedenis van dit land en zijn bewoners.

Een van de verhalen gaat over Balgoy en de Maas. Begin twintigste eeuw zijn er grote zorgen over de waterbeheersing van de Maas. Tussen 1900 en 1927 veroorzaakt de Maas veel problemen. De regering in Den Haag besluit de dijken van de Maas te verzwaren. Bij de overstromingen van 1926 concluderen de bestuurders dat dijkverzwaring alleen onvoldoende is. Waar deze conclusie toe leidde leest u op de nieuwe website.

“Werkkamp Balgoij” aan de Eindschestraat waar tewerkgestelden werden ondergebracht, die werkten aan de maaskanalisatie.

Tewerkgestelden uit Nijmegen en West-Nederland in Werkkamp Balgoy ingezet bij maaskanalisatie. Meer info vindt u ook elders in deze blog.

Een gebeurtenis met impact in de krant van februari 1931

Het is een spannende tijd! Het begon met de stikstofcrisis, de maximum snelheid op snelwegen is naar 100 km per uur gegaan en de coronacrisis heeft ons leven helemaal op de kop gezet. De impact van de coronaviruspandemie op ons leven is ongekend en heeft een wereldwijde crisis veroorzaakt. Het is niet onwaarschijnlijk dat Balgoyse mensen over 100 jaar nog over de gebeurtenissen in 2020 zullen praten.

Ik weet dat het bericht in de Maasbode van zaterdag 28 februari 1931 op pagina 9 in geen enkele verhouding staat tot de recente gebeurtenissen, maar toch denk ik dat niemand zich toen heeft gerealiseerd wat voor impact het beschreven besluit uiteindelijk zou hebben. In de jaren twintig van de vorige eeuw waren de overstromingen, de waterbeheersing en de rechtlegging van de Maas zaken die de mensen bezighield. De Maasbodejournalist melde dat de krant er op attent gemaakt was, dat “in het definitief plan tot rechtlegging der Maas de eerste diepe bocht beneden Grave op een andere wijze wordt afgesneden, dan in het voorontwerp van Dr. C. W. Lely was voorzien. De nieuwe bedding zal niet ten Noorden van Balgooy worden gegraven, zooals wij op gezag van zijn uitvoerig rapport aannamen, maar men zal den kortsten weg kiezen ten Zuiden van dit kerkdorp, zoodat de parochie Balgooy en Keent in twee ongelijke helften zal worden verdeeld.” Waar dit besluit in de afgelopen negentig jaar toe geleid heeft is nu goed zichtbaar als je boven aan de dijk staat bij de Hoeveweg in Balgoy.

De Maas gezien vanaf de dijk aan de Hoeveweg in Balgoy (bron: Werner Peters)

De reden dat de Maas, o.a. bij Balgoy gekanaliseerd moest worden kent een hele lange geschiedenis. In de oudste tijden was de Maas een zelfstandige rivier, die stroomde, waar op het einde van de negentiende eeuw de Bergse Maas is gegraven. De Maas stroomde door de toen nog niet bestaande Biesbosch en mondde uit in een zeearm die thans ook niet meer bestaat. Op het einde van de dertiende eeuw werd de Maas met de Waal verbonden om de Waal te ontlasten, met als gevolg zeer hoge waterstanden het hele jaar door. In de dertiende en veertiende eeuw werd begonnen met de aanleg van dijken langs de Maas, maar daarmee was de wateroverlast niet ten einde. De rivierstanden werden zelfs nog hoger. Het water moest binnen de dijken zijn weg vinden, wat extreem hoge waterstanden met zich meebracht en op die plaatsen waar nog geen of slechte dijken waren aangelegd, stroomde het water weer als vanouds door het lage Brabantse poldergebied naar de Dieze en vandaar weer de Maas in. Ook de dijken aan de Gelderse kant van de Maas kregen het vaak zwaar te verduren. Toen in 1473 Karel de Stoute Brabant en Gelderland in zijn macht kreeg, liet hij aan de Brabantse kant van de Maas, boven Grave, twee gedeelten onbedijkt, de zogenaamde overlaten. De Brabanders, die in het Maaskantgebied woonden, waren het hier vanzelfsprekend niet mee eens en concludeerden dat Gelderland belangrijker werd gevonden dan Brabant.

Door de jaarlijkse overstromingen was het Maaskantgebied een prachtige buffer voor Gelderland en Holland, tegen eventuele vijanden, die het op Noord-Nederland hadden gemunt. De Brabantse Maaskant werd dus opgeofferd in het belang van Holland en Gelderland. De Overlaten werkten vrijwel elk jaar, en in een aantal jaren leidde het zelfs tot grote rampen. Het duurde tot dik in de 19e eeuw voordat er maatregelen kwamen. Als laatste van die maatregelen restte nog de sluiting van de Beerse Overlaat. Toen daar in 1904 een positief besluit over werd genomen, tekende de provincie Gelderland protest aan. Gelderland was bang dat als de dijken aan de Brabantse kant verzwaard zouden worden bij hoog water de dijken aan de Gelderse kant het zouden begeven. In 1919 stelde de minister van Waterstaat een commissie in, de Commissie Jolles, die met adviezen moest komen die tot verbetering van de toestand moesten leiden ook aan de Gelderse kant.

Op 31 december 1925 ’s morgens om 07.30 uur sloeg het hoge water een gat van 100 meter in de maasdijk bij Nederasselt waardoor in een korte tijd een heel groot gedeelte van het Land van Maas en Waal onderliep (Fotocollectie Regionaal Archief Nijmegen).

Op basis van het advies van die Commissie Jolles werden de hoogtes van de dijken aangepast, maar in de nacht van 6 op 7 maart 1923 ging de Overlaat weer werken. Men herstelde de schade en het zou nu toch wel even rustig blijven. Helaas, ook in 1924 overstroomde de Maas aan de Brabantse kant. En dat was niet de laatste keer. De overstroming van 1924 betekende niets in vergelijking met de ramp in de winter van 1925-’26. In de Brabantse rivierdijken ontstonden veertien doorbraken en diverse dorpskernen kwamen meters diep in het water te staan. Ook de Gelderse Maasdijken braken door, zodat het gehele land van Maas en Waal overstroomde. Iedereen sprak erover en er moest iets gebeuren! Dr. Ir. Lely kreeg direct opdracht een zodanig plan op te stellen dat de waterstanden van 1926 verleden tijd zouden zijn. Reeds op 21 juli 1927 bracht Lely zijn lijvig rapport uit, waarin de volgende uit te voeren werken werden voorgesteld: kanalisatie van de Maas van Grave tot de Blauwe Sluis in Gewande waarbij vijf bochten in de Maas zouden worden afgesneden, verbreding van het zomerbed van de Maas van 75 tot 100 meter, bouw van de stuw bij Lith om te zorgen dat de Maas ook in de zomer bevaarbaar zou blijven en het dichten van de Beerse Overlaat tot zogenaamde bandijkhoogte (+ 12,60m NAP). De letterlijke tekst uit het rapport over de bochtafsnijding bij Balgoy luidde:

Tusschen Grave en Blauwe Sluis kan de rivier zeer belangrijk door afsnijding van bochten verkort worden, op de wijze als behandeld in Hoofdstuk IV van het Verslag der Commissie-JOLLES en globaal aangegeven voor de ontworpen verbetering Grave—Lith, op de bij dat Verslag behoorende bijlage 11. Doordat na de in Januari 1926 opgedane ervaring van een belangrijk grooter maximum afvoer en lagere hoogste standen dient te worden uitgegaan, moet wat de aan te brengen verbetering betreft het plan der Comissie-JOLLES echter belangrijk worden uitgebreid. In Hoofdstuk VI is reeds aangetoond, dat zelfs een voortzetting der rivierverbetering van Lith tot Blauwe Sluis nog niet voldoende zal zijn en de Maas beneden Blauwe Sluis en ten deele ook de Bergsche Maas nog in het verbeteringsplan moeten worden opgenomen. Omtrent de tusschen Grave en Blauwe Sluis aan te brengen bochtafsnijdingen, welke op bijlage 15 in rood zijn aangegeven, kan het volgende worden medegedeeld. Tusschen Grave en Ravenstein kan, bij den zeer kronkeligen loop der rivier, alleen door afsnijding van bochten binnen de bandijken, geen noemenswaardige verbetering worden tot stand gebracht, zoodat hier een bochtafsnijding is ontworpen door het land heen. De meest aangewezen richting voor de nieuw te graven rivier zou zijn, door van de thans in aanbouw zijnde stuw beneden Grave af met een flauwe bocht door den polder van Balgoy te gaan. De nieuwe rivier zou dan echter door de R.K. kerk te Balgoy komen en de vrijwel één geheel vormende buurtschappen Balgoy en Keent in tweeën snijden. Dit meest voor de hand liggende tracé kan om deze redenen, die een zeer kostbare onteigening zouden vorderen, behalve nog de noodzakelijkheid om ter sparing van de kerk in de doorgaande bocht nog een S-bocht bezuiden de kerk te maken, niet voor uitvoering in aanmerking komen. De afsnijding tusschen Grave en Ravenstein is daarom ontworpen benoorden de bebouwing van Balgoy omgaande, zoodat alleen bij de doorsnijding van den weg van Neder-Asselt naar Balgoy een aantal woningen zullen moeten verdwijnen, doch verder vrijwel geen bebouwde eigendommen zullen worden geraakt. Ook kan het thans in aanbouw zijnde gemaal bij de Balgoysche sluis behouden blijven voor de bemaling van het afgesneden gebied. Het door de nieuwe rivier van Gelderland afgesneden land zal door afdamming van de bestaande rivier met het in noordwestelijke richting loopende dijksvak van den Marspolder in verbinding worden gebracht, zoodat vandaar, via de in aanbouw zijnde brug over de stuw beneden Grave, de verbinding met Gelderland, zonder dat een pontveer noodig is, behouden blijft. De lengte van de nieuwe rivier benoorden Balgoy is ongeveer 1 K.M. grooter dan van een afsnijding tusschen Balgoy en Keent, doch levert nog een rivierverkorting tusschen Grave en Ravenstein op van ongeveer 5,3 K.M. volgens de as der rivier en ruim 7 K.M. van de gestrekte lengte. Deze zeer belangrijke verkorting van ruim 40 % heeft toch nog tot gevolg, dat aan het benedeneinde bij Niftrik en Ravenstein de hoogste stand bij maximum afvoer, uitgaande van een stand van 10,80 M, + N.A.P. te Grave, nog even hoog zal blijven als de stand die daar in Januari 1920 is bereikt.

Nog voordat Lely’s plan van 21 juli 1927 bij de inwoners van Balgoy en Keent bekend was en hen zou doen beseffen dat ze Brabander zouden worden verscheen het krantenbericht in de Maasbode.

Bericht uit de Maasbode van zaterdag 28 februari 1931. Hierin wordt melding gemaakt dat de doorsnijding van de bocht in de Maas dwars door Balgoy en Keent gaat lopen.

Toen werd dus alles anders. Alleen Keent kwam te liggen in de provincie Noord-Brabant en Balgoy bleef Gelderland. Het was dus begin 1931 dat voor het eerst in de media werd gesproken over de scheiding van Balgoy en Keent. Binnen tien jaar was de scheiding een feit. Wat ik wel zou willen weten is hoe, wanneer en door wie het definitieve besluit is genomen om af te wijken van Lely’s plan. Een onderzoek in het archief van de gemeente Overasselt en de raadsstukken uit de periode 1926-1931 zal zeker informatie opleveren. De impact moet gigantisch geweest zijn voor jong en oud, voor de inwoners uit Keent, maar ook voor de inwoners uit Balgoy. Een simpel voorbeeld is het feit dat Keentse kinderen niet meer in Balgoy naar school konden gaan. Ben benieuwd hoeveel kinderen die nu op de Roncallischool zitten dit feit nog kennen. Tegelijkertijd ben ik benieuwd hoeveel kinderen op de Roncallischool in 2120 nog kunnen vertellen over de gevolgen van de coronaviruspandemie van 2020.

Een van de laatste keren dat de kinderen uit Keent de school in Balgoy bezoeken. Herkenbaar vlnr Jo Zwartjes, Rien Gerrits, Piet Willems, Gerrit Schamp, …. Schamp, Nol van Zwam, Jan (?) Gerrits, Toon Zwartjes, Harrie Schamp, e.o. Fie en Dora van Zwam, 3e van links Bart Gerrits. Links op de achtergrond het huis van Joaneske Arts, in 1940 bij het uitbreken van de oorlog door de Nederlandse militairen afgebrand. Achter het huis de school en op de achtergrond de “nieuwe” kerk met de originele torenspits.